Aanleiding
Er is verzocht om zekerheid vooraf over de toepassing van de liquidatieverliesregeling voor de Vennootschapsbelasting. Men vraagt zekerheid voor het boekjaar 2021.
Feiten
X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationaal opererend concern in de dienstverlenende sector. In Nederland worden bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door X en de in Nederland tot het concern behorende vennootschappen. De activiteiten worden uitgeoefend door [501 – 1.000] werknemers in Nederland. X treedt op als Houdstervennootschap en is actief betrokken bij het aansturen van haar (in)directe deelnemingen. X hield onder andere de aandelen in Y. Y, een vennootschap opgericht naar het recht van en gevestigd in een land buiten de Europese Unie, verrichtte werkzaamheden, die in het verlengde lagen van X. Y is in 2021 ontbonden, vereffend en ook uitgeschreven uit het handelsregister. De onderneming van Y is geheel gestaakt. De aangifte Vennootschapsbelasting 2021 (aangifte Vpb) is ingediend tijdens de behandeling van het verzoek.
Rechtskader
X verzoekt om zekerheid vooraf over de toepassing van de liquidatieverliesregeling als bedoeld in artikel 13d van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.
Overwegingen
1. Het concern oefent, middels haar Nederlandse vennootschappen, in Nederland bedrijfs- economische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus). Voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van X binnen het concern.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Op grond van artikel 13d, eerste lid van de Wet Vpb vindt de deelnemingsvrijstelling geen toepassing ten aanzien van een verlies op een deelneming dat tot uitdrukking komt nadat het lichaam waarin X deelneemt is ontbonden. X houdt aandelen in Y waarbij Y in 2021 is ontbonden. In hetzelfde jaar is Y tevens uitgeschreven uit het handelsregister. Er kan derhalve mogelijk een liquidatieverlies in aanmerking worden genomen, mits aan de overige voorwaarden van artikel 13d van de Wet Vpb wordt voldaan.
4. Op grond van artikel 13d, tweede lid van de Wet Vpb wordt het liquidatieverlies gesteld op het bedrag waarmede het voor de deelneming opgeofferde bedrag het totaal van de liquidatie- uitkeringen overtreft waarbij rekening moet worden gehouden met de componenten van het opgeofferde bedrag als bedoeld in artikel 13d, tweede lid van de Wet Vpb en voor het totaal van de liquidatie-uitkeringen is rekening gehouden met artikel 13d, derde lid van de Wet Vpb.
5. Op grond van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter in combinatie met artikel 2b van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen is sprake van een voorafgaande grensoverschrijdende Ruling indien de Ruling tot stand komt voordat de belastingaangifte is ingediend (over het tijdvak waarin de betreffende transactie heeft plaatsgevonden). Tijdens de behandeling van het desbetreffende verzoek is de aangifte Vpb ingediend. In deze aangifte is de transactie verwerkt waarop het verzoek voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ziet. Gelet op de indiening van de aangifte Vpb is er vanaf het moment van indienen van de aangifte Vpb niet langer sprake van het verkrijgen van zekerheid vooraf. Daarom is een verdere inhoudelijke analyse van het verzoek achterwege gebleven.
Conclusie
Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen, omdat geen sprake (meer) is van een Ruling met internationaal karakter als bedoeld in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. Het verzoek om vooroverleg is buiten behandeling gesteld. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat de genoemde transactie zal worden beoordeeld in het kader van de reguliere behandeling van de aangifte Vpb.