rul-20230411-apa-000007

Aanleiding

X heeft een bilateraal verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor de boekjaren 2022 tot en met 2026, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2021.

Feiten

X is een in Nederland gevestigde vennootschap en maakt onderdeel uit van de B-groep. De B- groep is een internationaal concern dat actief is in de industriële sector. De B-groep ontwikkelt, produceert en verkoopt bepaalde producten. Y is gevestigd buiten de Europese Unie en vormt het operationele hoofdkantoor van de B-groep. Y is verantwoordelijk voor de strategische aansturing van de wereldwijde activiteiten van een specifieke divisie en fungeert als principaal voor deze divisie. In dit kader is Y verantwoordelijk voor het opzetten van product- en ontwikkelingsstrategieën, het beheren en financieren van onderzoek en ontwikkeling, global account management, alsmede het bepalen van de verkoopprijzen. X is een distributeur binnen de B-groep en verkoopt in dit kader producten van de B-groep, die vallen onder de divisie waar Y verantwoordelijk voor is, in de lokale markt. X voert haar activiteiten uit onder strikte aansturing van Y, waarbij de activiteiten van X met name zien op verkoopondersteuning. Bij de uitoefening van de activiteiten draagt X beperkte risico’s en maakt zij geen gebruik van waardevolle immateriële activa.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s-lengthbeginsel en worden daarom ingevolge het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 en/of het Verrekenprijsbesluit 2022, hierna (gezamenlijk) te noemen “verrekenprijsbesluit” als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b van de Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en heeft de gevraagde zekerheid vooraf geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen schrijven voor dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen. Binnen de gelieerde transactie zijn de functies van X in vergelijking met die van Y als uitvoerend te beschouwen. X kan daarom worden beschouwd als de minst complexe partij in de gelieerde transactie en is derhalve aangemerkt als tested party.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Niet is gebleken dat voor de distributieactiviteiten van X een CUP aanwezig is. Andere traditionele methoden gaan uit van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van de vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method) een betrouwbaardere uitkomst. X verricht verkoopondersteuningsactiviteiten waarbij de waarde van de functie evenredig is bevonden aan de operationele kosten. In overeenstemming met paragraaf 2.106 en 2.107 van de OESO-richtlijnen is de Berry Ratio, die uitgaat van de vergelijking van de verhouding tussen de brutowinst ten opzichte van de operationele kosten van vergelijkbare ongelieerde partijen, geselecteerd als maatstaf voor de beloning van X.
4. De bij het verzoek gevoegde benchmark studie is beoordeeld en passend bevonden bij de functies, activa en risico’s van X.

Conclusie

De bevoegde autoriteiten hebben overeenstemming bereikt over de arm’s-lengthbeloning voor de activiteiten van X. Deze overeenstemming is vervolgens uitgewerkt en geformaliseerd in een vaststellingsovereenkomst tussen de Belastingdienst en X. Partijen hebben vastgesteld dat voor de distributieactiviteiten van X een brutomarge uitgedrukt in een percentage van de operationele kosten at arm’s-length is. Het gehanteerde percentage valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde partijen waarvan de lower quartile 111% bedraagt en de upper quartile 155%. In de vaststellingsovereenkomst is de mediaan gehanteerd, waarbij jaarlijks een afwijking van 5 procentpunten is toegestaan maar gedurende de totale looptijd van de vaststellings- overeenkomst gemiddeld genomen het overeengekomen percentage dient te zijn aangegeven. Hierbij dient jaarlijks een minimale operationele marge te zijn aangegeven van [1%-5%] van de omzet. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2026.