rul-20230404-apa-000003

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor de boekjaren 2021 tot en met 2025.

Feiten

X is het in Nederland gevestigde hoofdkantoor van de Z-groep. De Z-groep is een internationaal opererende groep in de informatietechnologie sector met vestigingen zowel binnen als buiten de Europese Unie (EU). X heeft een immaterieel activum ontwikkeld en heeft vervolgens dit immateriële activum overgedragen aan groepsmaatschappij Y, een niet binnen de EU gevestigde vennootschap. Het immaterieel activum bevindt zich nog in een vroege fase van ontwikkeling en is nog niet commercieel inzetbaar. Na de overdracht van het immateriële activum zal Y het immateriële activum door-ontwikkelen voor diens eigen rekening en risico. X zal na de overdracht van het immateriële activum ondersteunende diensten verlenen aan Y. De gevraagde zekerheid vooraf ziet op de volgende transacties tussen X en Y: • Overdracht van het immateriële activum van X aan Y; en • Ondersteunende dienstverlening door X aan Y. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s-lengthbeginsel en worden daarom ingevolge het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 en/of het Verrekenprijsbesluit 2022, hierna (gezamenlijk) te noemen “verrekenprijsbesluit” als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b van de Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

Op basis van de aangeleverde feiten lijkt het verzoek te voldoen aan de voorwaarden voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zoals genoemd in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. De Belastingdienst heeft het verzoek inhoudelijk geanalyseerd en op basis daarvan gevraagd om nadere informatie over met name de (uitgangspunten bij de) waardering van het immateriële activum. X heeft vervolgens besloten het verzoek ten aanzien van beide transacties in te trekken. De transactie zal in beginsel in het kader van het reguliere toezicht beoordeeld worden.

Conclusie

Er is geen zekerheid vooraf gegeven.