rul-20230221-atr-000014

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de toepassing van de Hybridemismatchmaatregelen. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2020 tot en met 2024.

Feiten

A, B, C en D zijn samenwerkingsverbanden – vergelijkbaar met een Nederlandse commanditaire vennootschap – die zijn opgericht naar het recht van een lidstaat binnen de Europese Unie (hierna: staat X). A, B, C en D zijn projectvennootschappen en houden vastgoed in Nederland voor de verhuur, hetgeen in Nederland leidt tot een Vaste inrichting. A, B, C en D behoren tot een internationaal opererend concern in de dienstverlenende sector. Er zijn in Nederland geen werknemers in dienst. Op grond van de fiscale regels van staat X worden A, B, C en D aangemerkt als fiscaal transparante lichamen. Op grond van de Nederlandse fiscale regels worden A, B, C en D voor Nederlandse fiscale maatstaven aangemerkt als fiscaal niet-transparant en derhalve zijn A, B, C en D ieder een Hybride entiteit. Het belang in A, B, C en D wordt gehouden door één aandeelhouder, Z, een samenwerkings- verband opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in staat X. Z maakt gebruik van een bijzonder regime in staat X, waardoor zij is vrijgesteld van heffing voor de vennoot – schapsbelasting in staat X. De aandeelhouders van Z zijn vrijgestelde en niet- vrijgestelde beleggers. Z heeft leningen verstrekt aan A, B, C en D. Tevens hebben derde partijen leningen verstrekt aan A, B, C en D. Deze leningen worden zowel in Nederland als in staat X als vreemd vermogen aangemerkt voor commerciële en fiscale doeleinden. A, B, C en D doen rentebetalingen aan Z en aan de derde partijen. Deze rentebetalingen worden in aanmerking genomen in Nederland. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf dat er geen sprake is van een aftrekbeperking op grond van artikel 12aa, eerste lid, onderdelen b, e en g, van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.

Overwegingen

1. De enige activiteit van het concern in Nederland is het bezit van Nederlands vastgoed dat is verhuurd aan derden. Aangezien de enige activiteit bestaat uit het bezitten en verhuren van Nederlands vastgoed is per definitie sprake van voldoende economische nexus in Nederland.
2. De volgende eis die moet worden vervuld is dat het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties moet zijn. Uit initieel overleg tussen partijen is onvoldoende naar voren gekomen dat in het voorliggende geval (een deel van) de structuur niet is opgezet met als beweegreden belastingbesparing als bedoeld in paragraaf 3, onderdeel b, sub i van het hiervoor genoemde Besluit. Verzoeker heeft na dit initiële overleg besloten het verzoek in te trekken.

Conclusie

Het verzoek om zekerheid vooraf is ingetrokken. Derhalve is er geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de transactie nader zal worden bekeken in het kader van de reguliere behandeling van de aangiften Vennootschapsbelasting van A, B, C en D.