rul-20230214-apa-000014

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor de boekjaren 2021 tot en met 2025, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2020.

Feiten

X staat aan het hoofd van een multinationaal concern, de X-groep, en is gevestigd in Nederland. Het concern houdt zich bezig met de ontwikkeling, productie en verkoop van bepaalde producten. De belangrijkste strategische functies van het concern worden uitgeoefend op het niveau van X. X houdt zich, tezamen met andere Nederlandse entiteiten binnen het concern, onder andere bezig met inkoop, verkoop, productbeheer, R&D, merkbeheer, productie, marketing, logistiek en voorraadbeheer. Daarnaast is X, tezamen met andere Nederlandse entiteiten binnen het concern, eigenaar van belangrijke immateriële activa van de groep. De belangrijkste risico’s worden gecontroleerd en beheerd op het niveau van X. Binnen Europa zijn een aantal lokale productiemaatschappijen (Y). Deze lokale productiemaatschappijen (Y) produceren bepaalde producten exclusief voor X. Y produceert de producten op basis van ontvangen orders, instructies, specificaties en standaarden van X. Over de dagelijkse productieactiviteiten rapporteert Y aan het management van X. Bij de uitoefening van de productieactiviteiten draagt Y beperkte risico’s en gebruikt geen waardevolle immateriële activa. Y wordt aangemerkt als een routinematige productiemaatschappij met een beperkt risico.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO- modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s-lengthbeginsel en worden daarom ingevolge het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 en/of het besluit van 14 juni 2022, nr. 2022-0000139020, hierna (gezamenlijk) te noemen “verrekenprijsbesluit” als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling (en) of transacties, en heeft de gevraagde zekerheid vooraf geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen schrijven voor dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen. Binnen de gelieerde transactie zijn de functies van Y in vergelijking met die van X als uitvoerend te beschouwen. Y kan daarom worden beschouwd als de minst complexe partij in de gelieerde transactie en is derhalve aangemerkt als tested party.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Niet is gebleken dat voor de activiteiten van Y een CUP aanwezig is. Andere traditionele methoden gaan uit van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van de vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method) een betrouwbaardere uitkomst. In dit geval zijn de totale kosten gekozen als maatstaf omdat de totale kosten de relevante indicator zijn voor de waarde van de uitgeoefende functies, gebruikte activa en gedragen risico’s door Y.
4. De bij het verzoek gevoegde benchmark studie is beoordeeld en passend bevonden bij de functies, activa en risico’s van Y.

Conclusie

Partijen hebben vastgesteld dat voor de productieactiviteiten die Y uitoefent een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de totale kosten at arm’s-length is. Het percentage dat in de overeenkomst is opgenomen valt binnen een range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 1,94% bedraagt en de upper quartile 4,05%. De beloning wordt vastgesteld op basis van de gebudgetteerde kosten. Vanwege de specifieke feiten en omstandigheden is een percentage in de overeenkomst gehanteerd dat zich bevindt tussen de lower quartile en de mediaan. De beloning op basis van de werkelijke kosten ligt binnen een bandbreedte van 10% ten opzichte van het gehanteerde percentage. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025.