rul-20230207-atr-000010

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de Dividendbelasting en de bronbelasting. Daarnaast is zekerheid gevraagd over enkele nationale onderwerpen. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2022 tot en met 2026.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een internationaal opererend concern in de industriële sector. In Nederland worden bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door X en haar Nederlandse dochtervennootschappen. De aandeelhouders van X zijn twee vennootschappen opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. Eén van de voormalige aandeelhouders is een vennootschap feitelijk gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie (EU). Enkele van de uiteindelijke aandeelhouders van deze vennootschap zijn natuurlijke personen die genoemd staan op de EU– sanctielijst. De voormalige aandeelhouder heeft een vordering op X. De zekerheden die worden gevraagd zien onder andere op deze vordering.

Rechtskader

Er wordt verzocht om zekerheid vooraf over de belastingplicht voor de conditionele bronbelasting op renten en royalty’s als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet bronbelasting 2021. Tevens wordt verzocht om zekerheid vooraf dat ten aanzien van vergoedingen op de vordering er geen belastingplicht en dus ook geen inhoudingsplicht voor de Dividendbelasting bestaat zoals bedoeld in de Wet op de Dividendbelasting 1965. Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. In paragraaf 3 van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter is opgenomen dat er onder andere geen vooroverleg wordt gevoerd ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter als een verzoeker, een bestuurder van een verzoeker of een uiteindelijk belanghebbende – dan wel een eventuele tussenhoudster – met een (in)direct belang in een verzoeker van groter dan of gelijk aan 5%, voorkomt op de EU-sanctielijst.
2. Een van de verzoekers van de zekerheid vooraf heeft uiteindelijk belanghebbenden die voorkomen op de EU-sanctielijst. Het verzoek tot internationaal vooroverleg wordt daarom afgewezen. Er heeft derhalve geen inhoudelijke behandeling plaatsgevonden.

Conclusie

Het verzoek om zekerheid vooraf is afgewezen. Derhalve is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen.