rul-20230131-rulov-000005

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf inzake de toepassing van het tonnageregime.

Feiten

A, een niet in Nederland woonachtig natuurlijk persoon, is 100% aandeelhouder van groep Z, die internationaal actief is in de zeescheepvaartsector. Groep Z heeft een vijftal schepen die zijn bestemd voor het vervoer van zaken in het internationale verkeer over zee. De schepen voeren geen vlag van de Europese Unie (EU) of Europese Economische Ruimte (EER) en worden gehouden door verschillende vennootschappen binnen groep Z die niet zijn gevestigd in de EU. Y, de tophoudster van de groep en feitelijk gevestigd in een staat behorende tot de EER, richt in 2021 X op, een naar Nederlands recht opgerichte vennootschap die feitelijk ook gevestigd is in Nederland. X verkrijgt in 2021 het (mede-)eigendom van een schip van een derde dat de Nederlandse vlag voert en dat is bestemd voor het vervoer van personen over zee ten behoeve van de exploitatie van natuurlijke rijkdommen op zee. X verkrijgt bovendien in 2021 het economisch eigendom van de vijf schepen van groep Z en later ook het juridisch eigendom. Het beheer (bestaande uit een deel van het strategisch beheer en het gehele commerciële beheer) van de door X geëxploiteerde schepen zal door X in belangrijke mate in Nederland worden verricht met ter zake kundig personeel. Het aantal werknemers dat in Nederland deze beheerswerkzaamheden verricht zal daartoe op korte termijn worden uitgebreid. Het bemannings- en technische beheer wordt verricht door Y, een niet in de EU gevestigde vennootschap binnen groep Z. X heeft in het eerste jaar waarin zij winst uit zeescheepvaart geniet een verzoek om toepassing van het tonnageregime als bedoeld in artikel 3.22, eerste lid, Wet inkomstenbelasting 2001 (“Wet IB”) ingediend. De gevraagde beschikking is afgegeven. Op grond hiervan kan X het tonnageregime toepassen indien en voor zover er sprake is van kwalificerende winst uit zeescheepvaart. De gevraagde zekerheid van X ziet op de vraag of er sprake is van kwalificerende winst uit zeescheepvaart. Het verzoek is ingetrokken

Rechtskader

Voor het verzoek zijn relevant: –artikel 8, eerste lid Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb); –artikel 3.22 en 3.23 Wet IB; –het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter (“Besluit”); en –de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

De Belastingdienst heeft nadere vragen gesteld over de toegangsvoorwaarden van het Besluit en de voortgang in het voornemen tot uitbreiden van het personeelsbestand van X. X heeft daarop besloten het verzoek in te trekken.

Conclusie

Er is geen zekerheid vooraf gegeven omdat het verzoek is ingetrokken.