rul-20230131-apa-000002

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor de boekjaren 2018/2019 tot en met 2022/2023.

Feiten

X is het buiten de Europese Unie gevestigde hoofdkantoor van de Z-groep. De Z-groep is een internationaal opererende groep in de dienstverlenende sector. X heeft een Vaste inrichting in Nederland met [1-10] personeelsleden. Eén van de directieleden van de Z-groep voert zijn werkzaamheden uit vanuit de vaste inrichting van X in Nederland. De overige directieleden voeren hun activiteiten uit vanuit X. De operationele activiteiten van X worden gezamenlijk uitgevoerd door X en de Vaste inrichting van X in Nederland.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO- modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s-lengthbeginsel en worden daarom ingevolge het Besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 en/of het Besluit van 14 juni 2022, hierna (gezamenlijk) te noemen “verrekenprijsbesluit” als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien. De winstallocatie aan vaste inrichtingen vindt plaats op grond van artikel 7 OESO-modelverdrag. In juli 2008 is het OESO-rapport ‘Report on the Attribution of Profits to Permanent Establishments’ (PE-Report) gepubliceerd, dat in 2010 is aangepast aan een eveneens in 2010 gepubliceerd nieuw artikel 7 OESO-modelverdrag. In dit rapport wordt beschreven hoe winsten aan vaste inrichtingen toegerekend dienen te worden onder toepassing van artikel 7 OESO- modelverdrag. In het besluit van 15 januari 2011, nr. IFZ2010/457M en/of het besluit van 14 juni 2022, nr. 2022-0000143421, hierna (gezamenlijk) te noemen “besluit winstallocatie vaste inrichtingen”, geeft de Staatssecretaris inzicht in zijn standpunten met betrekking tot de winstallocatie aan vaste inrichtingen en wordt bevestigd dat het Nederlandse beleid aansluit bij de conclusies van het PE-Report.

Overwegingen

Op basis van de aangeleverde feiten lijkt het verzoek te voldoen aan de voorwaarden voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zoals genoemd in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. Om de voorgestelde beloning te kunnen beoordelen is aanvullende informatie opgevraagd. Deze informatie is niet volledig verstrekt. Partijen hebben vervolgens in onderling overleg besloten om het verzoek om zekerheid vooraf buiten behandeling te stellen. Een inhoudelijke analyse van het verzoek door de Belastingdienst is daarom achterwege gebleven.

Conclusie

Het verzoek is buiten behandeling gesteld.