Aanleiding
Er is verzocht om zekerheid vooraf over de waarde in het economische verkeer van een onroerende zaak die onderwerp is van een voorgenomen grensoverschrijdende transactie.
Feiten
X en Y zijn natuurlijke personen woonachting in het buitenland, land A. X en Y bezitten samen alle aandelen in Z, een vennootschap gevestigd in land A. Z bezit al jaren een onroerende zaak in Nederland die kwalificeert als fictieve Vaste inrichting voor de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet vpb). Z heeft in het verleden een materiële onderneming gedreven in land A die inmiddels is gestaakt. X en Y overwegen in het licht van een mogelijke liquidatie van Z, dat Z de eigendom van de onroerende zaak aan hen in privé overdraagt naar rato van ieders belang in Z. Het verzoek is ingetrokken.
Rechtskader
Het verzoek ziet op zekerheid vooraf op de toepassing van artikel 8 Wet Vpb juncto 3.8 Wet inkomstenbelasting 2001. Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.
Overwegingen
1. Z beschikt over voldoende relevante economische nexus in Nederland omdat de zekerheid ziet op de waardering van een onroerende zaak in Nederland.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. De Belastingdienst heeft een taxatierapport laten opstellen waarvan de uitkomst significant afweek van het taxatierapport aangeleverd door Z en dit gedeeld met Z en haar aandeelhouders. Z heeft vervolgens aangegeven voorlopig af te zien van een overdracht en het verzoek tot zekerheid vooraf in te trekken.
Conclusie
Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen omdat het verzoek is ingetrokken.