rul-20221129-apa-000008

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

X is het in Nederland gevestigde hoofdkantoor van de Z-groep. De Z-groep is een internationaal opererende groep in de dienstverlenende sector. X is binnen de Z-groep onder meer verantwoordelijk voor het strategisch management, sales en accountmanagement, de toedeling van IT projecten binnen de groep, financieel beheer, personeelsbeheer, inkoop, planning en project- en kostenbeheer. Onderdeel van de Z-groep zijn de buiten de Europese Unie (EU) gevestigde dochtermaatschappijen A en B en de binnen de EU gevestigde dochtermaatschappij C. X verricht de belangrijkste kernfuncties van de groep zoals onderzoek en ontwikkeling, sales en marketing, operations, en verleent gerelateerde diensten aan klanten. X is de eigenaar van alle immateriële activa van de groep en draagt alle gerelateerde kosten. Voorts draagt X de belangrijkste ondernemersrisico’s. X heeft contracten gesloten met A, B en C voor het verrichten van IT diensten door A, B en C ten behoeve van klanten van X. A, B en C beschikken over daarvoor gekwalificeerd eigen personeel. X verkoopt de diensten direct aan klanten. A, B en C zijn geen eigenaar van waardevolle activa. A, B en C dragen slechts beperkte marktrisico’s, beperkte operationele risico’s en geringe valutarisico’s. A, B en C worden voor verrekenprijsdoeleinden gekarakteriseerd als dienstverleners met beperkte risico’s.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-length beloning). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-length beginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO- modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s-length beginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s-length beginsel en worden daarom ingevolge het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 en/of het besluit van 14 juni 2022, nr. 2022-0000139020, hierna (gezamenlijk) te noemen “verrekenprijsbesluit” als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen schrijven voor dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van de tested party te worden meegewogen. Binnen de gelieerde transactie zijn de functies van A, B en C als uitvoerend te duiden. A, B en C kunnen daarom worden beschouwd als de minst complexe partij in de gelieerde transactie en zijn aangemerkt als tested party.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de CUP-methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Voor de activiteiten die A, B en C uitoefenen voor X zijn echter geen CUPs aangetroffen.
4. Andere traditionele methoden gaan uit van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method met in dit geval kosten als maatstaf) een betrouwbaardere uitkomst voor de bepaling van de beloning voor de activiteiten van A, B en C.
5. De bij het verzoek gevoegde benchmark studie is beoordeeld en passend bevonden bij de functies, activa en risico’s van A, B en C.

Conclusie

Partijen hebben vastgesteld dat voor de IT activiteiten van A, B en C een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de kosten at arm’s-length is. Verschotkosten worden zonder winstopslag door A, B en C doorbelast. Het percentage dat in de overeenkomst is opgenomen, valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 7,64% bedraagt en de upper quartile 18,05%. Vanwege de specifieke feiten en omstandigheden is een percentage boven de mediaan in de vaststellingovereenkomst gehanteerd. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2026.