rul-20221115-apa-000003

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor het boekjaar 2021.

Feiten

X is het in Nederland gevestigde hoofdkantoor van de Z-groep. De Z-groep is een internationaal opererende groep in de industriële sector. X is binnen de Z-groep onder meer verantwoordelijk voor het management, sales en accountmanagement, personeelsbeheer, inkoop, planning en productie. De Z-groep heeft een deelneming Y gekocht van een niet-gelieerde partij. Y is gevestigd buiten Nederland maar in een lidstaat van de Europese Unie. Kort na de aankoop is Y ontmanteld en heeft er een activa transactie plaatsgevonden vanuit Y naar X. De gevraagde zekerheid vooraf heeft betrekking op de arm’s-length waarde voor de overdracht van immateriële activa door Y aan X. Partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen over de wijze van waardering en de allocatie van de te verwachten synergievoordelen van de immateriële activa. Het verzoek om zekerheid vooraf is afgewezen.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO- modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s-lengthbeginsel en worden daarom ingevolge het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 (verrekenprijsbesluit) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

Op basis van de aangeleverde feiten lijkt het verzoek te voldoen aan de voorwaarden voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zoals genoemd in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. Partijen zijn echter niet tot overeenstemming gekomen over de wijze van waardering en de allocatie van de te verwachten synergievoordelen van de immateriële activa. Het verzoek is vervolgens afgewezen.

Conclusie

De Belastingdienst heeft het verzoek om zekerheid vooraf afgewezen. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de betreffende gelieerde transactie in de aanslagregeling nader zal worden beoordeeld zodra de aangifte Vennootschapsbelasting over het boekjaar 2021 is ingediend.