rul-20221101-atr-000001

Aanleiding

Naar aanleiding van een voorgenomen liquidatie van een Hybride entiteit is verzocht om zekerheid vooraf over de buitenlandse belastingplicht voor de Vennootschapsbelasting, en de inhoudingsplicht voor de Dividendbelasting. Men wenst zekerheid voor het boekjaar 2022.

Feiten

X was oorspronkelijk een open commanditaire vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en gevestigd in Nederland. Vervolgens is de feitelijke leiding van X verplaatst naar een lidstaat van de Europese Unie (staat A). Vanaf dat moment is X feitelijk gevestigd in staat A. Op enig moment is X omgezet in een buitenlands samenwerkingsverband naar het recht van de staat A. X wordt thans aangemerkt als een Hybride entiteit (voor Nederlandse fiscale doeleinden als een niet-transparante entiteit, voor staat A als transparante entiteit). X behoort tot een internationaal opererend concern in de handelssector. In Nederland worden bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door X en aan haar gerelateerde Nederlandse vennootschappen. De activiteiten worden uitgeoefend door [151 – 300] werknemers in Nederland. X is voor 100% in handen van een natuurlijk persoon (DGA), woonachtig in staat A. X houdt alle aandelen in Y en een minderheidsbelang in Z. Y en Z zijn vennootschappen opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk gevestigd in Nederland. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

X verzoekt zekerheid vooraf over toepassing van de inhoudingsvrijstelling als bedoeld in artikel 4, tweede lid en verder van de Wet op de Dividendbelasting 1965. Deze zekerheid vraagt men voor de liquidatie-uitkering die ten goede zal komen aan de DGA als gevolg van de voorgenomen liquidatie van X. Het verzoek ziet daarnaast op het verkrijgen van zekerheid vooraf dat X niet is onderworpen aan Nederlandse Vennootschapsbelasting als buitenlands belastingplichtige op grond van artikel 3, vierde lid in combinatie met artikel 17, en artikel 17a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969. Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.

Overwegingen

1. Op basis van de aangeleverde feiten lijkt op voorhand aan de voorwaarden voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zoals genoemd in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter te zijn voldaan. Om die reden is het verzoek in eerste instantie in behandeling genomen, maar dit is niet verder feitelijk beoordeeld omdat het verzoek is ingetrokken.
2. Verzoeker heeft lopende de behandeling van het verzoek aangegeven dat de voorgenomen transacties geen doorgang zullen vinden, waarna besloten is om het verzoek in te trekken.
3. Een verdere inhoudelijke analyse is daardoor achterwege gebleven.

Conclusie

Het verzoek om zekerheid vooraf is ingetrokken. Derhalve is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen.