rul-20221025-rulov-000001

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend door X voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van een grensoverschrijdende financiering.

Feiten

X en Y zijn vennootschappen opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. Beide vennootschappen zijn opgericht in het kader van de toetreding van een nieuwe minderheidsaandeelhouder, Z, tot de A-groep, een internationaal opererend concern actief in de dienstverlening met significante operaties in Nederland. In 2020 heeft Y de bestaande aandeelhoudersleningen op de A-groep overgenomen van haar indirecte, binnen de Europese Unie (EU) gevestigde aandeelhouder. Y heeft dit gefinancierd door middel van een lening van X die op haar beurt dit gefinancierd heeft door uitgifte van financieringsinstrumenten aan gelieerde lichamen. Per 2021 zijn X en Y gevoegd in een fiscale eenheid voor de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) met de in Nederland gevestigde entiteiten van de A-groep. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek van X om zekerheid vooraf ziet op de volgende vragen: 1. in hoeverre vallen de financieringsinstrumenten onder de reikwijdte van de aftrekbeperking van artikel 10a, eerste lid, Wet Vpb; 2. voldoen de uitgegeven financieringsinstrumenten aan het “arm’s length” beginsel zoals neergelegd in artikel 8b Wet Vpb. Relevant hierbij is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Voorts is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

Naar aanleiding van een initiële analyse van het verzoek is X op de hoogte gesteld dat het verzoek van X kwalificeert als een verzoek om een Ruling met een internationaal karakter. X is daarbij gewezen op de formaliteiten en toegangsvoorwaarden van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter en dat op de vaststelling van een at “arms length” rentevergoeding geen unilaterale zekerheid vooraf wordt verstrekt door de Belastingdienst. Ook zijn nadere vragen gesteld over het gepresenteerde feitencomplex. In reactie hierop heeft X aangegeven het verzoek in te trekken en is het verzoek niet verder behandeld.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen omdat het verzoek is ingetrokken.