Aanleiding
Er is verzocht om zekerheid vooraf over de toepassing van de inhoudingsvrijstelling voor de Dividendbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2019 tot en met 2023.
Feiten
X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een internationaal opererend concern dat actief is in de dienstverlenende sector. X is de moedermaatschappij van een fiscale eenheid. In Nederland worden bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door de fiscale eenheid. De activiteiten worden uitgeoefend door [301-500] werknemers. Y en Z houden gezamenlijk 100% van de aandelen in X. Y en Z zijn beiden feitelijk gevestigd in een staat binnen de Europese Unie.
Rechtskader
Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de toepassing van de inhoudingsvrijstelling als bedoeld in artikel 4, tweede lid en verder van de Wet op de Dividendbelasting 1965 (Wet DB). Deze zekerheid vraagt men voor winstuitkeringen van X aan haar aandeelhouders Y en Z. Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).
Overwegingen
Ondanks herhaaldelijke verzoeken is geen additionele informatie verstrekt om het verzoek nader te onderbouwen. Het verzoek is derhalve buiten behandeling gesteld. Een inhoudelijke analyse van het verzoek door de Belastingdienst is daarom achterwege gebleven.
Conclusie
Er is geen zekerheid vooraf gegeven. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat in het kader van de reguliere aangiftebehandeling zal worden beoordeeld of de inhoudingsvrijstelling van toepassing is.