rul-20220830-atr-000013

Aanleiding

X heeft een verzoek gedaan om te bevestigen dat op het moment van vereffening van een van haar deelnemingen de onderneming van deze deelneming geheel is gestaakt. De bevestiging wordt gevraagd voor het boekjaar 2022.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X is onderdeel van een internationaal concern actief in de industriële sector. X wordt uiteindelijk gehouden door Z, een vennootschap opgericht naar het recht van een land buiten de Europese Unie, een land waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten en feitelijk aldaar is gevestigd. Het concern oefent bedrijfseconomische operationele activiteiten uit in Nederland, middels meerdere groepsvennootschappen. X is een operationele vennootschap en daarnaast het hoofdkantoor voor Europa en Afrika. De activiteiten worden uitgeoefend door [151 – 300] werknemers in Nederland. X houdt meerdere deelnemingen wereldwijd waaronder alle aandelen in Y, een vennootschap opgericht naar het recht van een land buiten de Europese Unie, een land waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten en feitelijk aldaar is gevestigd. In de afgelopen jaren zijn de activiteiten van Y gestaakt en in 2022 is de liquidatie van Y vereffend. Een klein deel van de activiteiten van Y wordt voortgezet door een groepsmaatschappij. Deze activiteiten zijn qua omvang gering en ondersteunend aan de voormalige hoofdactiviteit.

Rechtskader

X verzoekt om te bevestigen dat de onderneming van Y op het moment van vereffening geheel is gestaakt. Dit vereiste voor het nemen van een liquidatieverlies is opgenomen in artikel 13d, veertiende lid van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Hierbij is tevens onderdeel 5.11.2.2 van het Besluit van 9 maart 2020, nr. 2020-0000000002 (Besluit deelnemingsvrijstelling) van belang. Relevant is hierbij ook het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.

Overwegingen

1. De groep oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus). Voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van X binnen het concern.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. In artikel 13d, veertiende lid onderdeel b-1 Wet Vpb staat als een van de voorwaarden voor het nemen van een liquidatieverlies dat de onderneming van het ontbonden lichaam geheel moet zijn gestaakt.
4. Onderdeel 5.11.2.2 van het Besluit deelnemingsvrijstelling zegt dat er bij twijfel geen gedeeltelijke voortzetting wordt aangenomen als: –de voortgezette activiteiten ten opzichte van de onderneming van het ontbonden lichaam kwalitatief bijkomstig en qua omvang gering zijn; of –de voortgezette activiteiten de functie hebben van voorbereidende of hulpactiviteiten in de onderneming van het ontbonden lichaam; of –de enkele omstandigheid dat de omzet van de geliquideerde dochter wordt verdeeld door de markt met als gevolg dat een deel daarvan weer aan het concern toevalt. Slechts als een duidelijk meer dan evenredig deel van die omzet toevalt aan het resterende concern, is hieraan enige steun te ontlenen dat sprake is van gedeeltelijke voortzetting binnen concern.
5. Gezien de feiten kan er ten aanzien van de liquidatie van Y een succesvol beroep worden gedaan op onderdeel 5.11.2.2 van het Besluit deelnemingsvrijstelling.
6. Op het moment van de vereffening van Y wordt geen gedeeltelijke voortzetting van haar onderneming aangenomen, de onderneming is derhalve geheel gestaakt.
7. Aangezien er ten aanzien van de overige voorwaarden van artikel 13d Wet Vpb geen zekerheid is gevraagd, is in het kader van de af te geven zekerheid niet getoetst of ook aan deze overige voorwaarden wordt voldaan. Dit zal worden bekeken bij de behandeling van de aangifte Vennootschapsbelasting over 2022, het jaar waarin een liquidatieverlies zal worden geclaimd.

Conclusie

Op het moment van vereffening van Y in 2022 is de onderneming van deze deelneming van X geheel gestaakt. Voorgaande is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022.