rul-20220816-atr-000009

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vraag of er sprake is van belastingplicht voor de conditionele bronbelasting op dividenden. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2022 tot en met 2026.

Feiten

X is een Coöperatie opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een internationaal concern met een hoofdkantoor in een land buiten de Europese Unie, welke actief is in de dienstverlenende sector. In Nederland maakt het concern al langer gebruik van een houdster– en financieringsplatform voor diverse door haar bestuurde investeringsfondsen. In Nederland worden bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door X. De activiteiten worden uitgeoefend door [26-75] werknemers in Nederland. Het doel van X is om te investeren in verschillende portfoliovennootschappen. Het personeel in Nederland werkt voor rekening en risico van X en beschikt over professionele kennis en ervaring om de investeringen actief te managen. X heeft eigen kantoorruimte ter beschikking. De lidmaatschapsrechten in X worden gehouden door Y, een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een staat buiten de Europese Unie waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten dat voorziet in een regeling voor dividenden. X zal geen stukken uitgeven die in fiscale zin kwalificeren als schriftelijke aandeelbewijzen of daarmee vergelijkbare stukken. Daarnaast is een lidmaatschapsrecht in X slechts overdraagbaar na voorafgaande schriftelijke toestemming daartoe door alle leden van X. X zal de samenstelling van het ledenbestand bijhouden in een ledenregister. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek om zekerheid vooraf ziet op de belastingplicht voor de conditionele bronbelasting op dividenden vanaf 2024 als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet bronbelasting 2021 (Wet BB), zoals gewijzigd bij de Wet invoering conditionele bronbelasting op dividenden. Deze zekerheid wordt gevraagd door Y ten aanzien van de voordelen in de vorm van dividenden uit hoofde van de lidmaatschapsrechten in X. Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.

Overwegingen

1. Het concern oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus). Voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van X binnen het concern.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Alvorens kon worden toegekomen aan de inhoudelijke behandeling, is besloten om de investeringsstructuur op een andere wijze op te zetten en het vooroverleg te staken. Het verzoek om zekerheid vooraf is vervolgens ingetrokken.
4. Een inhoudelijke analyse van het verzoek is daarom achterwege gebleven.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen, omdat het verzoek tot zekerheid vooraf is ingetrokken.