rul-20220816-atr-000006

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de deelnemingsvrijstelling voor de Vennootschapsbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2022 tot en met 2026.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationaal opererend concern in de industriële sector. In Nederland worden bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door X en aan haar gerelateerde Nederlandse vennootschappen. De activiteiten worden uitgeoefend door [301-500] werknemers in Nederland. X treedt op als Houdstervennootschap en is actief betrokken bij het aansturen van haar (in)directe deelnemingen. X houdt 100% van de aandelen in Y, een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een staat binnen de Europese Unie waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten.

Rechtskader

Het verzoek van X om zekerheid vooraf dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is ziet op artikel 13 van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Er dient voldaan te zijn aan de eisen van artikel 13, tweede lid van de Wet Vpb en er mag geen sprake zijn van als belegging gehouden deelnemingen als bedoeld in artikel 13, negende lid van de Wet Vpb, tenzij sprake is van een kwalificerende beleggingsdeelneming als bedoeld in artikel 13, elfde lid van de Wet Vpb. Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. Het concern oefent in Nederland relevante operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van X binnen het concern.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Er is beoordeeld of de deelnemingsvrijstelling van artikel 13 van de Wet Vpb van toepassing is op het belang van X in Y. Aan de eisen in het tweede lid van artikel 13 van de Wet Vpb is voldaan ten aanzien van het belang van X in Y. Y heeft een in aandelen verdeeld kapitaal en het belang van X in Y is gelijk of groter dan 5%, te weten 100%.
4. Vervolgens is beoordeeld of Y voldoet aan de bezittingentoets van artikel 13, elfde lid van de Wet Vpb en derhalve niet dient te worden aangemerkt als een beleggingsdeelneming in de zin van artikel 13, negende lid van de Wet Vpb.
5. Er is (onder andere) sprake van een kwalificerende beleggingsdeelneming als de bezittingen, onmiddellijk of middellijk, van Y niet doorgaans voor meer dan de helft bestaan uit laagbelaste vrije beleggingen (“bezittingentoets”). Om deze toets te kunnen maken is een toerekeningsbalans opgesteld waarop alle bezittingen van Y en haar dochtermaatschappijen zijn opgenomen. De basis voor deze toerekeningsbalans zijn de bezittingen zoals opgenomen in de commerciële jaarrekening.
6. Op basis van de toerekeningsbalans is duidelijk dat de onmiddellijke en middellijke bezittingen van Y niet doorgaans voor meer dan de helft bestaan uit laagbelaste vrije beleggingen. Dit betekent dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is op de voordelen die X verkrijgt vanuit Y op basis van de bezittingentoets van artikel 13, elfde lid van de Wet Vpb.

Conclusie

De deelnemingsvrijstelling is van toepassing op het belang van X in Y. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, met een looptijd van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2026.