rul-20220719-rulov-000007

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf inzake de toepassing van het tonnageregime voor de jaren 2020 tot en met 2029 door X.

Feiten

Groep A is een multinationale onderneming in de maritieme dienstverlening. X, opgericht naar Nederland recht en feitelijk in Nederland gevestigd, maakt onderdeel uit van Groep A. Binnen X worden verschillende zeescheepvaartactiviteiten ontplooid in de zin van artikel 3.22 Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB). Het verzoek richt zich op een categorie zeescheepvaartactiviteiten van X. Het beheer (bestaande uit strategisch beheer, commercieel beheer, technisch nautisch beheer en bemanningsbeheer) van de schepen die bij deze activiteiten worden ingezet, wordt door X centraal in en vanuit Nederland verricht met ter zake kundig personeel. X heeft ten aanzien van de exploitatie van deze schepen een verzoek om toepassing van het tonnageregime als bedoeld in artikel 3.22, eerste lid, Wet IB ingediend.

Rechtskader

Voor het verzoek zijn relevant: –artikel 8, eerste lid, Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (hierna Wet Vpb); –artikel 3.22 en 3.23 Wet IB; –het Besluit winst uit zeescheepvaart; –het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter; en- de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. Groep A oefent als concern in Nederland relevante economische activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van X binnen het concern.
2. Het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting is niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties.
3. De gevraagde zekerheid vooraf heeft geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
4. X heeft op grond van artikel 8, eerste lid, Wet Vpb juncto artikel 3.22, tweede lid, Wet IB tijdig een verzoek ingediend voor de toepassing van het tonnageregime.
5. De schepen die worden ingezet door X kwalificeren voor de toepassing van het tonnageregime omdat: a) ze zijn bestemd voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.22, vierde lid, onderdeel a, onder 4°, Wet IB; b) ze voldoen aan het vlagvereiste; c) ze in eigendom zijn van X; en d) ze in belangrijke mate namens X in Nederland worden beheerd in de zin van artikel 3.22, vijfde lid, sub a, Wet IB.
6. De in aanmerking te nemen belastbare winst wordt op grond van artikel 3.23, eerste lid, Wet IB allereerst forfaitair vastgesteld op basis van de tonnage van het schip. Deze winst wordt vermeerderd met de winst die is behaald met werkzaamheden die niet zien op het vervoer van zaken dan wel personen over zee. Laatstgenoemde winst dient te worden bepaald volgens de normale winstbepaling. Voor de bepaling van het vervoersdeel wordt een winstsplitsingspercentage van [50% – 75%] gehanteerd dat is gebaseerd op het gemiddeld aantal werknemers dat verantwoordelijk is voor de vervoersfunctie ten opzichte van het totaal aantal werknemers aan boord van het schip en de kosten van het kale schip ten opzichte van de totale kosten van het schip inclusief de bijzondere uitrusting (in lijn met paragraaf 4.7 van het Besluit winst uit zeescheepvaart).
7. Van een zeescheepvaart onbelaste reserve (ZOR) ex artikel 3.23, tweede lid, Wet IB kan sprake zijn. Indien de ZOR toepassing vindt wordt hiervoor een aparte beschikking opgemaakt.

Conclusie

X zal de winst behaald met de door X geëxploiteerde schepen op grond van artikel 8, eerste lid, Wet Vpb juncto artikel 3.23, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, Wet IB forfaitair vaststellen op basis van de tonnage van het schip. Het bovenstaande is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een geldigheid van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2029 en een tussentijdse evaluatie per uiterlijk 31 december 2024. Gekozen is om in de vaststellingsovereenkomst een looptijd van tien jaar overeen te komen omdat het tonnageregime op basis van de wet voor minimaal tien jaar van toepassing is.