rul-20220628-rulov-000008

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf door X of de door X betaalde kosten van aftrek zijn uitgesloten op grond van artikel 8, eerste lid, Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (“Wet Vpb”) juncto artikel 3.14, eerste lid, onderdeel c, Wet inkomstenbelasting 2001 (“Wet IB”).

Feiten

X is een rechtspersoon en feitelijk gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationale groep actief in de industriële sector. X heeft namens buitenlandse groepsmaatschappijen betalingen verricht aan buitenlandse overheidslichamen en heeft dit vervolgens doorbelast aan de betreffende groepsmaatschappijen.

Rechtskader

Het verzoek ziet op zekerheid over de vraag of de betalingen die X namens groepsmaatschappijen heeft verricht uitgesloten zijn van aftrek op grond van artikel 8, eerste lid, Wet Vpb juncto artikel 3.14, eerste lid, onderdeel c, Wet IB. Relevant is ook het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Voorts is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

X is op de hoogte gesteld dat het verzoek valt binnen de reikwijdte van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. X is gevraagd het verzoek aan te vullen met de formaliteiten en toegangsvoorwaarden van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. Ondanks herhaaldelijke verzoeken en toezeggingen is X hieraan niet tegemoet gekomen. Het verzoek is daarom buiten behandeling gesteld. Relevante signalen worden vanzelfsprekend ook afgewogen in het kader van het toezicht.

Conclusie

Het verzoek is buiten behandeling gesteld vanwege het uitblijven van informatie.