rul-20220621-apa-000004

Aanleiding

X heeft een bilateraal verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

X is de principaal van de Z-groep en is gevestigd in Nederland. De Z-groep is een internationaal opererende groep in de handelssector en houdt zich bezig met het inkopen en verkopen van diverse producten. X verricht de belangrijkste gecentraliseerde kernfuncties van de groep zoals aansturing van de Z-groep, inkoop, verkoop, logistiek, administratieve functies en marketing. Voorts draagt X de belangrijkste ondernemersrisico’s en functioneert als de principaal binnen de Z-groep. Onderdeel van de Z-groep is de binnen de Europese Unie gevestigde dochtermaatschappij Y. Y is verantwoordelijk voor de verkoop van producten in een bepaalde regio (distributie activiteiten). X is verantwoordelijk voor de inkoop van de producten. Y koopt de producten in bij X. Y is geen eigenaar van waardevolle activa en draagt slechts zeer beperkte risico’s. Y wordt voor verrekenprijsdoeleinden gekarakteriseerd als een distributeur met weinig tot geen risico’s (Limited Risk Distributor). X verzorgt ondersteunende diensten voor de Z-groep op het gebied van onder meer logistiek, administratie en IT. Deze diensten worden doorbelast aan Y op basis van omzetverhoudingen. De gevraagde zekerheid vooraf ziet op de distributie activiteiten van Y (Transactie 1) en op de ondersteunende diensten van X (Transactie 2).

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO-commentaar op artikel 9 van het OESO- modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s-lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s- lengthbeginsel en worden daarom ingevolge het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 (verrekenprijsbesluit) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden. Transactie 1
2. De OESO-richtlijnen schrijven voor dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen. Binnen de gelieerde transactie zijn de functies van Y in vergelijking met die van X als uitvoerend te beschouwen. Y kan daarom worden beschouwd als de minst complexe partij in de gelieerde transactie en is derhalve aangemerkt als tested party.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de CUP-methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Voor de distributie activiteiten die Y uitoefent voor X zijn echter geen CUP’s aangetroffen.
4. Andere traditionele methoden gaan uit van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method met in dit geval omzet als maatstaf) een betrouwbaardere uitkomst.
5. De bij het verzoek gevoegde benchmark studie is beoordeeld en passend bevonden bij de functies, activa en risico’s van Y. Transactie 2
6. De OESO-richtlijnen schrijven voor dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen. Binnen de gelieerde transactie zijn de functies van X in vergelijking met die van Y als uitvoerend te beschouwen. X kan daarom worden beschouwd als de minst complexe partij in de gelieerde transactie en is derhalve aangemerkt als tested party.
7. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de CUP-methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Voor de ondersteunende diensten die X uitoefent voor Y zijn echter geen CUP’s aangetroffen.
8. Andere traditionele methoden gaan uit van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method met in dit geval kosten als maatstaf) een betrouwbaardere uitkomst.
9. De bij het verzoek gevoegde benchmark studie is beoordeeld en passend bevonden bij de functies, activa en risico’s van X.

Conclusie

De bevoegde autoriteiten hebben overeenstemming bereikt over de arm’s-lengthbeloning voor Y en X. Deze overeenstemming is vervolgens uitgewerkt en geformaliseerd in een vaststellingsovereenkomst tussen de Belastingdienst en X. Transactie 1 Partijen hebben ten aanzien van de transactie vastgesteld dat een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de omzet van Y gehanteerd wordt als beloning voor de distributie activiteiten door Y ten behoeve van X. In de vaststellingsovereenkomst is een range rondom de mediaan afgesproken die valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 1,46% bedraagt en de upper quartile 3,56%. Jaarlijks zal X toetsen of de gerealiseerde marge v an Y binnen de range rondom de mediaan valt. Indien de gerealiseerde marge buiten deze range valt, zal de marge worden gecorrigeerd naar het dichtstbijzijnde punt in deze range. Transactie 2 Partijen hebben ten aanzien van de transactie vastgesteld dat een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de kosten van X gehanteerd wordt als beloning voor de ondersteunende diensten door X ten behoeve van Y. In de vaststellingsovereenkomst is een punt nabij de mediaan afgesproken die valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 1,60% bedraagt en de upper quartile 11,30%. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2026.