rul-20220531-atr-000003

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf ten aanzien van de vraag of sprake is van buitenlandse belastingplicht voor de Vennootschapsbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2022 tot en met 2026.

Feiten

X, een niet-transparant lichaam opgericht naar het recht van en gevestigd in een staat binnen de Europese Unie, is commanditaire vennoot in Y. X is actief in de dienstverlenende sector. Y is een besloten commanditaire vennootschap opgericht naar het recht van Nederland. Y fungeert als een platform waar arbeid en kapitaal samenkomen. De arbeid wordt geleverd door de beherend vennoot, Z, een naar Nederlands recht opgerichte en in Nederland gevestigde vennootschap. Z schakelt de diensten in van Q, een naar Nederlands recht opgerichte en in Nederland gevestigde vennootschap. Q houdt 100% van de aandelen in Z en is tevens de enige bestuurder van Z. Het personeel in Nederland van de groep werkt voor rekening en risico van Y en beschikt over professionele kennis en ervaring. Y heeft eigen kantoorruimte ter beschikking. In Nederland worden bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door [<10] werknemers. Naar verwachting zal het aantal werknemers op korte termijn toenemen. Het doel van Y is om te investeren in verschillende portfoliovennootschappen. Het personeel is verantwoordelijk voor de selectie en aansturing van de investeringen en zal in dat kader verantwoordelijk zijn voor strategische beslissingen. De investeringen in de portfoliovennootschappen houdt Y aan via een Coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid, opgericht naar het recht van en gevestigd in Nederland.

Rechtskader

Het verzoek ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf dat X gelet op artikel 3, vierde lid, onderdeel a, van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) in combinatie met artikel 17, derde lid, onderdeel a, juncto artikel 17a, onderdeel b, van de Wet Vpb beschikt over een Vaste inrichting in Nederland. Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. De groep oefent bedrijfseconomische operationele activiteiten uit in Nederland (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X (via Y) uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van X.
2. De gevraagde zekerheid vooraf heeft geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Tevens is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties.
4. Y is een besloten commanditaire vennootschap opgericht naar het recht van Nederland. De investeringsactiviteiten van Y worden gekenmerkt door actieve betrokkenheid (beleidsmatige invloed) bij de portfoliovennootschappen en gaan normaal vermogensbeheer te boven. Deze activiteiten worden vanuit Nederland verricht. Derhalve drijft Y een materiële onderneming in Nederland voor toepassing van de Nederlandse belastingwet.
5. Op grond van artikel 3, vierde lid van de Wet Vpb in combinatie met artikel 17, derde lid, onderdeel a, juncto artikel 17a, onderdeel b, van de Wet Vpb kan een buitenlandse vennootschap aangemerkt worden als buitenlands belastingplichtige indien zij deelneemt in een in Nederland gedreven onderneming. Dit betekent dat de buitenlandse commanditaire vennoten in de commanditaire vennootschap buitenlands belastingplichtig kunnen zijn indien de commanditaire vennootschap een onderneming drijft naar Nederlandse fiscale maatstaven. Zoals hiervoor opgemerkt, drijft Y een materiële onderneming. Dit betekent dat X als buitenlandse commanditaire vennoot van Y wordt geacht een onderneming te drijven middels een Vaste inrichting in Nederland op grond van artikel 17, derde lid, onderdeel a, juncto artikel 17a, onderdeel b, van de Wet Vpb. Een evenredig gedeelte van alle activa en passiva van Y alsmede de daarmee verband houdende resultaten worden toegerekend aan de Vaste inrichting van X.

Conclusie

X wordt als medegerechtigde in Y geacht een onderneming te drijven middels een vaste inrichting in Nederland. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de Belastingdienst en X ook overeenstemming hebben bereikt over aspecten die niet vallen onder het bereik van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. Het betreft hier de deelnemingsvrijstelling en de inhoudingsvrijstelling, beide in de nationale situatie. Voorgaande is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2026.