rul-20220524-apa-000016

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

X is een entiteit gevestigd in Nederland en maakt onderdeel uit van de internationaal opererende Z-groep. De Z-groep is actief in de industriële sector. Y is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie (EU) en maakt ook onderdeel uit van de Z-groep. X zit momenteel in de opstartfase van haar onderneming. Y en X zijn binnen de Z-groep onder meer gezamenlijk verantwoordelijk voor het strategisch management, sales en accountmanagement, financieel beheer, personeelsbeheer, inkoop, planning en project- en kostenbeheer ten aanzien van de Nederlandse activiteiten van de Z- groep. Bovendien zal X verkoopactiviteiten verrichten en zal de aan derden te leveren producten produceren met behulp van personeel dat zal worden ingeleend bij Y. De gevraagde zekerheid vooraf ziet op de winstverdeling tussen X en Y met betrekking tot de gezamenlijk ten behoeve van niet gelieerde partijen verrichte activiteiten in Nederland. Tijdens de behandeling van het APA verzoek zijn bovengenoemde feiten en omstandigheden gewijzigd. Of deze wijzigingen tijdelijk van aard zijn is onduidelijk.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b Wet op de vennootschaps- belasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO-commentaar op artikel 9 van het OESO- modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO- richtlijnen) wordt het arm’s-lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO- richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s- lengthbeginsel en worden daarom ingevolge het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 (verrekenprijsbesluit) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

1. X zal in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uitvoeren (de zogenoemde economische nexus) en voorts zullen de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X worden uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Voor de Verrekenprijzen van de genoemde transacties zijn echter geen CUP’s aangetroffen.
3. De OESO-richtlijnen schrijven voor dat de transactional-profit-split-methode passend is wanneer beide partijen unieke en waardevolle contributies leveren of betrokken zijn bij geïntegreerde ondernemingsactiviteiten.
4. Tijdens de behandeling van het verzoek zijn relevante feiten en omstandigheden die ten grondslag liggen aan het verzoek gewijzigd. Of deze wijzigingen tijdelijk van aard zijn is onduidelijk. Zolang de feiten en omstandigheden nog niet definitief helder zijn kan geen APA worden overeengekomen.

Conclusie

Tijdens de behandeling van het verzoek zijn relevante feiten en omstandigheden die ten grondslag liggen aan het verzoek gewijzigd. Of deze wijzigingen tijdelijk van aard zijn is op dit moment onduidelijk. Aangezien de feiten en omstandigheden die ten grondslag liggen aan het verzoek op dit moment onduidelijk zijn, is het verzoek buiten behandeling gesteld.