rul-20220517-rulov-000006

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf door X en Y dat er sprake is van tijdelijke belegging in de zin van artikel 3, eerste lid, onder a, van de Wet op de Dividendbelasting 1965 (“Wet DB”).

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationaal opererend concern in de dienstverlenende sector. X houdt ook het volledig belang in Y, een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X en Y worden indirect uiteindelijk vrijwel geheel gehouden door A, een beursgenoteerde vennootschap die feitelijk gevestigd is buiten Europa. Y heeft van een externe partij alle aandelen geacquireerd in Z, een vennootschap opgericht naar het recht van een EU lidstaat en feitelijk daar gevestigd op transactiedatum. Overeengekomen is dat Y een gedeelte van de koopprijs zal voldoen met levering van aandelen A. Deze aandelen A heeft X op transactiedatum met het oog op de transactie op agio gestort gekregen van haar directe aandeelhouder. Op dezelfde dag heeft X deze aandelen weer gestort op agio in Y, ook met het oog op de aanstaande transactie. Y heeft op dezelfde dag de aandelen A overgedragen aan de externe partij ter gedeeltelijke voldoening van de koopprijs. In Nederland worden vanaf de transactiedatum bedrijfseconomische activiteiten uitgeoefend door X en haar in Nederland gevestigde groepsvennootschappen.

Rechtskader

Het verzoek richt zich op de vraag of er sprake is van tijdelijke belegging door X en Y, in de zin van artikel 3, eerste lid, onder a, Wet DB. Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Voorts is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. Het concern waartoe X en Y zijn gaan behoren oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X en Y uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van deze vennootschap binnen het concern.
2. Het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting is niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties.
3. De gevraagde zekerheid vooraf heeft geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
4. X en Y verkrijgen op transactiedatum aandelen in A. X en Y hebben in dit specifieke geval aannemelijk gemaakt dat er sprake is van tijdelijke belegging als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, Wet DB. Hierbij is onder andere van belang geacht dat de aandelen A verkregen zijn door X en Y met het oog op een concrete externe acquisitie, de transacties in een kort tijd bestek zijn afgewikkeld en het beursgenoteerde aandelen betrof.

Conclusie

Er is sprake van tijdelijke belegging door X en Y in de zin van artikel 3, eerste lid, onder a, Wet DB. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd gelijk aan de transactiedatum.