rul-20220517-apa-000008

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

X is een entiteit gevestigd in Nederland en maakt onderdeel uit van de internationaal opererende Y-groep. De Y-groep is actief in de informatietechnologie sector. Y is gevestigd buiten de Europese Unie (EU) en maakt ook onderdeel uit van de Y-groep. Y verricht de belangrijkste kernfuncties van de groep zoals onderzoek en ontwikkeling, sales en marketing, operations, en verleent gerelateerde diensten aan klanten. Y is de eigenaar van alle immateriële activa van de groep en draagt alle gerelateerde kosten. Voorts draagt Y de belangrijkste ondernemersrisico’s en functioneert als de principaal binnen de groep. Y heeft een contract gesloten met X voor de ondersteunende administratieve diensten aan Y in een bepaald territoriaal gebied. X zal verantwoordelijk zijn voor de administratie en inning van gelden uit transacties van consumenten uit een bepaald territoriaal gebied namens Y. Daarnaast zal X leveranciers uitbetalen namens Y. De ontvangen gelden worden niet als omzet van X aangemerkt en deze gelden worden niet in de verlies- en winstrekening van X verantwoord. X is geen eigenaar van waardevolle activa. X draagt slechts beperkt marktrisico en beperkt debiteurenrisico. Y draagt het valutarisico wanneer X in een andere valuta dan de Euro inkomen rapporteert. X wordt voor verrekenprijsdoeleinden gekarakteriseerd als een administratieve dienstverlener. Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de ondersteunende administratieve diensten door X aan Y.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO-commentaar op artikel 9 van het OESO- modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s-lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s- lengthbeginsel en worden daarom ingevolge het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 (verrekenprijsbesluit) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de CUP-methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Voor de activiteiten die X uitoefent voor Y zijn echter geen CUPs aangetroffen. Andere traditionele methodes gaan uit van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method met in dit geval kosten als maatstaf) een betrouwbaardere uitkomst.
3. Kosten die enkel door X worden doorbelast, zonder dat hier enige waarde aan wordt toegevoegd, kunnen op basis van paragraaf 2.98 van de OESO-richtlijnen buiten de kostengrondslag worden gelaten, omdat alleen de operationele kosten van X de relevante indicator zijn voor de waarde van de door hem uitgeoefende functies, de gebruikte activa en de gelopen risico’s.
4. De bij het verzoek gevoegde benchmark studie is beoordeeld en passend bevonden bij de functies, activa en risico’s van X.

Conclusie

Partijen hebben vastgesteld dat voor de ondersteunende administratieve diensten van X een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de totale kosten at arm’s-length is. Partijen hebben ten aanzien van deze ondersteunende administratieve activiteiten vastgesteld dat een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de totale relevante kosten van X gehanteerd wordt als beloning voor de activiteiten die X verricht ten behoeve van Y. Het percentage dat in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 2,7% bedraagt en de upper quartile 11,5%. In de vaststellingsovereenkomst is een punt nabij de mediaan gehanteerd. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 september 2021 tot en met 31 december 2025.