rul-20220510-rulov-000011

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf met betrekking tot de toepassing van artikel 10a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb).

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar Nederlands recht en feitelijk in Nederland gevestigd. Y, een natuurlijk persoon, woonachtig buiten de Europese Unie, houdt indirect bijna alle aandelen in X. X behoort tot een internationaal opererend concern actief in de industriële sector. X houdt een groot aantal (buitenlandse) deelnemingen. Z is opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land buiten de Europese Unie. Z is aldaar niet onderworpen aan belastingheffing. De aandelen in Z werden oorspronk elijk indirect gehouden door de oprichters van het concern. In 2018 hebben zij hun belang in Z overgedragen aan Y. Vanaf dat moment is verbondenheid ontstaan tussen X en Z in de zin van artikel 10a, vierde lid van de Wet Vpb. X heeft schulden aan Z die verband houden met rechtshandelingen die vallen onder de reikwijdte van artikel 10a Wet Vpb. Gedurende de behandeling van het verzoek is voor het jaar 2018, het jaar waar het vooroverleg op ziet, de aangifte Vennootschapsbelasting door X ingediend.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op zekerheid vooraf met betrekking tot de toepassing van artikel 10a van de Wet Vpb. Specifiek wil X bevestiging dat zij ter zake van de schulden aan Z een geslaagd beroep kan doen op de tegenbewijsregeling van artikel 10a, derde lid, onderdeel a Wet Vpb (dubbele zakelijkheidstoets). Relevant hierbij is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Voorts is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

Het beleid om zekerheid vooraf te krijgen indien sprake is van een Ruling met een internationaal karakter is sinds 1 juli 2019 gewijzigd met bovengenoemd besluit. Dit nieuwe beleid is van toepassing ondanks dat het verzoek ingediend is voor 1 juli 2019 omdat het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter geen overgangsperiode kent. Echter, omdat de aangifte Vennootschapsbelasting ingediend is voor het jaar waar het vooroverleg op ziet is er geen sprake meer van vooroverleg. Er is geen oordeel gevormd of X voldoet aan de voorwaarden van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. De problematiek van het verzoek zal in het kader van de aanslagregeling verder behandeld worden.

Conclusie

Het verzoek tot vooroverleg is buiten behandeling gesteld.