rul-20220510-atr-000007

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de afwezigheid van een Vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger in Nederland. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2022 tot en met 2026.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van een land binnen de Europese Unie waarmee Nederland een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten (Verdragsland A) en is feitelijk aldaar gevestigd. X is onderworpen aan winstbelasting in Verdragsland A. X behoort tot een concern dat actief is in de handelssector. Het concern verricht operationele activiteiten in Nederland middels Y, een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. Deze activiteiten worden uitgeoefend door [<10] werknemers van Y. Er is een concreet voornemen om Y te ontbinden. Nadat Y is ontbonden, zullen de werknemers van Y in dienst treden bij X. Deze werknemers zullen vanuit een ruimte in Nederland, die ter beschikking zal staan aan X, werkzaamheden verrichten ten behoeve van het concern. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek van X om zekerheid vooraf dat geen sprake is van een Vaste inrichting in Nederland ziet op de toepassing van artikel 3, vierde lid, onderdeel a, in combinatie met artikel 17, derde lid, onderdeel a, of 17a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Als sprake is van een Vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger op basis van deze artikelen, dient op basis van de relevante bepalingen van het Belastingverdrag tussen Nederland en Verdragsland A te worden bepaald of Nederland kan heffen. Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. Op basis van de aangeleverde feiten lijkt het verzoek op voorhand te voldoen aan de voorwaarden voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zoals genoemd in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. Om die reden is het verzoek in eerste instantie in behandeling genomen, maar omdat het verzoek is ingetrokken, is dit niet verder feitelijk beoordeeld.
2. Na een initiële analyse is besproken met X dat waarschijnlijk wel sprake zal zijn van een Vaste inrichting in Nederland. Daaropvolgend heeft X haar verzoek tot het verkrijgen van zekerheid vooraf ingetrokken.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen, omdat het verzoek is ingetrokken. Zodra Y is ontbonden en de activiteiten door X worden voortgezet, zal aan X een aangifte Vennootschapsbelasting worden uitgereikt.