rul-20220419-atr-000002

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de kwalificatie van een buitenlands fonds (het fonds) naar Nederlandse fiscale maatstaven. Men vraagt zekerheid voor de jaren 2020 tot en met 2024.

Feiten

Het fonds is tot stand gekomen naar het recht van een land buiten de Europese Unie, waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft. Het fonds heeft geen rechtspersoonlijkheid, maar is een samenwerkingsverband tussen een bewaarder en een beheerder. Deelname van investeerders vindt plaats via participatiebewijzen. Het fonds kan worden vergeleken met een fonds voor gemene rekening (FGR) naar Nederlands recht. In de fondsovereenkomst is opgenomen dat het slechts mogelijk is om participatiebewijzen over te dragen aan een andere investeerder, mits die een gekwalificeerde investeerder is. Voorafgaand aan de overdracht is slechts de toestemming van de beheerder en de bewaarder vereist. De band met Nederland bestaat uit het houden van onroerende zaken in Nederland door het fonds.

Rechtskader

In het verzoek vraagt de beheerder van het fonds om zekerheid vooraf over de kwalificatie van het fonds voor de toepassing van de Nederlandse belastingwet. Relevant hierbij is het besluit van 11 januari 2007, nr. CPP2006/1870M (Besluit vennootschaps­ belasting fonds gemene rekening, zoals gewijzigd bij besluit van 15 december 2015, nr. BLKB 2015/1511M) en het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet ­ coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. In paragraaf 3, onderdeel a van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter is aangegeven dat toegang tot het vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter is voorbehouden voor situaties waarin sprake is van voldoende economische nexus in Nederland. Deze bepaling inzake de economische nexus is niet van toepassing, het gaat om de kwalificatie van een buitenlands fonds.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet ­coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Het fonds is vergelijkbaar met een FGR naar Nederlands recht. Een dergelijk fonds is in Nederland belastingplichtig voor de Vennootschapsbelasting als het kwalificeert als een open FGR. Dat is het geval wanneer de participaties in het fonds verhandelbaar zijn en voor de vervreemding van de participaties niet de toestemming van alle participanten nodig is. Het fonds is dan fiscaal niet ­transparant. Voor de beoordeling of sprake is van een open FGR is relevant het Besluit Vennootschapsbelasting fonds gemene rekening, zoals gewijzigd bij het besluit van 15 december 2015, nr. BLKB2015/1511M.
4. Op basis van de fondsovereenkomst is het mogelijk om participatiebewijzen over te dragen aan een andere investeerder, mits die een gekwalificeerde investeerder is. De participaties zijn dus verhandelbaar. Alleen de beheerder en de bewaarder moeten voorafgaand aan de overdracht toestemming daartoe verlenen. Andere participanten hebben in deze beslissing geen rol.
5. Op grond van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat het fonds voor de toepassing van de Nederlandse belastingwet wordt aangemerkt als niet ­transparant.

Conclusie

Het fonds kwalificeert voor de toepassing van de Nederlandse belastingwet als niet ­transparant. Dit betekent dat het fonds belastingplichtig is voor de inkomsten genoten uit de door haar gehouden in Nederland gelegen onroerende zaken. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 juli 2020 tot en met 31 december 2024.