rul-20220419-atr-000001

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de buitenlandse belastingplicht voor de vennootschaps- belasting en de vraag of er sprake is van inhoudingsplicht voor de Dividendbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2022 tot en met 2026 (aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2021).

Feiten

X is een Coöperatie opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X heeft diverse leden in Nederland en het buitenland (zowel binnen als buiten de Europese Unie (EU)). De leden zijn allen rechtspersonen. Eén van de leden in X is gevestigd in een staat die is opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden. X houdt het belang in diverse deelnemingen in Nederland en het buitenland (zowel binnen als buiten de EU). Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf dat de in het buitenland gevestigde leden van X niet onderworpen zijn aan Nederlandse Vennootschapsbelasting als buitenlands belastingplichtige op grond van artikel 3, vierde lid in combinatie met artikel 17, en artikel 17a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Het verzoek van X ziet daarnaast op het verkrijgen van zekerheid vooraf dat er geen sprake is van inhoudingsplicht voor de Dividendbelasting, omdat X niet kwalificeert als houdstercoöperatie zoals gedefinieerd in artikel 1, achtste lid van de Wet op de Dividendbelasting 1965 (Wet DB). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.

Overwegingen

1. Op basis van paragraaf 3, onderdeel b, onder ii, van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter wordt geen vooroverleg gevoerd ter verkrijging van zekerheid vooraf indien de gevraagde zekerheid betrekking heeft op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. Geconstateerd is dat één van de leden van X gevestigd is in een staat die is opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden. Derhalve wordt niet aan de voorwaarden voldaan en kan geen vooroverleg worden gevoerd.
3. Een inhoudelijke analyse van het verzoek is daardoor achterwege gebleven.

Conclusie

Het verzoek om zekerheid vooraf is ingetrokken. Derhalve is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen.