rul-20220329-rulov-000001

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf dat X kwalificeert als verdragsinwoner van een andere staat op grond van het relevante Belastingverdrag tussen Nederland en die andere staat (“Verdragsland A”). Ook is verzocht om zekerheid vooraf dat Y en Z niet gezien worden als verdragsinwoner van Verdragsland A op grond van het relevante Belastingverdrag.

Feiten

A, een natuurlijk persoon, is gedurende 2021 geëmigreerd naar Verdragsland A. A houdt alle aandelen in X. X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland. X houdt 40% van de aandelen in Y en 51% van de aandelen in Z. Y en Z zijn opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. Het concern waartoe de vennootschappen behoren is in Nederland actief in de handelssector. Gelijktijdig met de emigratie van A is X uit functie getreden als bestuurder van Y en Z. De bedrijfsvoering van Y en Z zal niet veranderen en de leidinggevende taken van het bestuur zullen uitgeoefend blijven worden vanuit Nederland. De bedrijfsvoering van X en de leidinggevende taken van het bestuur van X zullen uitgeoefend worden vanuit Verdragsland A. Men wenst duidelijkheid over de fiscale woonplaats van X, Y en Z ten behoeve van voorgenomen dividenduitkeringen. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek ziet op zekerheid vooraf of X, Y en Z op grond van het van toepassing zijnde Belastingverdrag tussen Nederland en Verdragsland A gezien kunnen worden als verdragsinwoner van Verdragsland A. Relevant is ook de vestigingsplaatsfictie van artikel 2, vijfde lid Wet op de Vennootschapsbelasting 1968 (‘Wet Vpb’) en het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

Tijdens de behandeling van het verzoek is gevraagd om nadere informatie over de belastingpositie van X in Verdragsland A en heeft de Belastingdienst aangegeven dat gezien de vestigingsplaatsfictie van artikel 2, vijfde lid Wet Vpb en het inwonersartikel van het relevante Belastingverdrag de belastingpositie van X in Verdragsland A inzichtelijk gemaakt moet worden. Vervolgens heeft men besloten het verzoek om zekerheid vooraf in te trekken. Een initiële beoordeling of voldaan werd aan de voorwaarden uit het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter heeft plaatsgevonden met een voorlopige bevestigende conclusie maar is niet afgerond door de intrekking.

Conclusie

Als gevolg van de intrekking van het verzoek om zekerheid vooraf is het vooroverleg beëindigd.