rul-20220329-apa-000011

Aanleiding

A heeft een bilateraal verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

A is een in Nederland gevestigde entiteit en het hoofdkantoor van de X-groep. De X-groep is actief in de industriële sector. De X-groep heeft diverse productlijnen die zijn georganiseerd in diverse divisies. Het divisiehoofdkantoor B is gevestigd in land B, een lidstaat van de Europese Unie. Het divisiehoofdkantoor B is verantwoordelijk voor het ontwerp, de ontwikkeling, productie en verkoop van haar productlijn. B gebruikt voor de productie en assemblage gelieerde entiteiten. A voert het strategisch management van de X-groep, heeft een centraal inkoopkantoor en beheert de wereldwijde klanten. Daarnaast verleent A diverse ondersteunende diensten aan groepsentiteiten. De producten van de divisies worden verkocht vanuit verkoop- entiteiten die zijn gevestigd in landen binnen en buiten Europa. De verkoopentiteiten spelen een belangrijke rol bij het ontwikkelen van hun lokale markt en bij het afstemmen van de specificaties en het in gebruik stellen en houden van de producten. De A-groep heeft een bilateraal verzoek in Nederland en land B ingediend. Het verzoek karakteriseert A en B en de verkoopentiteiten als co-entrepreneurs die de winst van de X-groep verdelen volgens een residual profit splitmethode.

Rechtskader

Het verzoek van A ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO- modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s-lengthbeginsel en worden daarom ingevolge het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 (verrekenprijsbesluit) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

De competente autoriteiten van Nederland en land B hebben het verzoek afgewezen aangezien beide competente autoriteiten van oordeel zijn dat de voorgestelde residual profit splitmethode niet leidt tot een at arm’s-lengthwinstverdeling. De karakterisering van de verkoopentiteiten als co-entrepreneurs van de X-groep is onvoldoende aannemelijk geworden. De weging van de groepshoofdkantoorfunctie in Nederland is naar het oordeel van Nederland onvoldoende aannemelijk geworden.

Conclusie

Het verzoek is afgewezen.