rul-20220322-atr-000010

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de toepassing van de liquidatieverliesregeling voor de Vennootschapsbelasting. Men vraagt zekerheid voor het jaar 2020.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een internationaal opererend concern, actief in de dienstverlenende sector. In Nederland worden bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door X en haar Nederlandse dochtervennootschappen. X is onderdeel van een fiscale eenheid voor de Vennootschapsbelasting. De activiteiten worden uitgeoefend door [>1.000] werknemers in Nederland. X heeft diverse dochtervennootschappen. Y is een dochtervennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een staat buiten de Europese Unie (EU). Bij de liquidatie van Y in 2020 is een liquidatieverlies naar voren gekomen. De aangifte Vennootschapsbelasting 2020 (aangifte Vpb) is ingediend tijdens de behandeling van het verzoek. Het verzoek is buiten behandeling gesteld.

Rechtskader

X verzoekt om zekerheid vooraf over de toepassing van de liquidatieverliesregeling als bedoeld in artikel 13d van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Relevant is hierbij het Besluit van 13 februari 2019, nr. 2019-0000012049 (besluit deelnemings- vrijstelling) en het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. Op grond van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter in combinatie met artikel 2b, van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen is sprake van een voorafgaande grensoverschrijdende Ruling indien de Ruling tot stand komt vóórdat de belastingaangifte is ingediend (over het tijdvak waarin de betreffende transactie heeft plaatsgevonden). Tijdens de behandeling van het desbetreffende verzoek is de aangifte Vpb ingediend. In deze aangifte is de transactie verwerkt waarop het verzoek voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ziet.
2. Gelet op de indiening van de aangifte Vpb is er vanaf het moment van indienen van de aangifte Vpb niet langer sprake van het verkrijgen van zekerheid vooraf. Daarom is een verdere inhoudelijke analyse van het verzoek achterwege gebleven.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen, omdat geen sprake (meer) is van een Ruling met een internationaal karakter als bedoeld in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. Het verzoek tot vooroverleg is buiten behandeling gesteld. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat de genoemde transactie zal worden beoordeeld in het kader van de reguliere behandeling van de aangifte Vpb.