rul-20220315-atr-000001

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de inhoudingsvrijstelling voor de Dividendbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2021 tot en met 2025.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een internationaal concern, actief in de dienstverlenende sector. X wordt gehouden door Y, een vennootschap gevestigd in een land buiten de Europese Unie (Verdragsland B) waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten. X houdt 49% van de aandelen in Z, een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. Z houdt middellijk alle aandelen in een tweetal operationele vennootschappen, gevestigd in Verdragsland B. X treedt op als Houdstervennootschap en maakt geen deel uit van een concern dat in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uitoefent. Het verzoek is buiten behandeling gesteld.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de toepassing van de inhoudingsvrijstelling als bedoeld in artikel 4, tweede lid en verder van de Wet op de Dividendbelasting 1965. Deze zekerheid vraagt men voor winstuitkeringen van X aan haar aandeelhouder Y. Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. In paragraaf 3, onderdeel a, van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter is aangegeven dat het vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter slechts wordt aangegaan als het verzoekende lichaam deel uitmaakt van een concern dat in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uitoefent (de zogenoemde economische nexus) en er bovendien voor rekening en risico van de verzoekende belanghebbende bedrijfseconomische operationele activiteiten worden uitgeoefend, waarvoor op concernniveau voldoende relevant personeel in Nederland aanwezig is.
2. Uit het verzoek van X blijkt dat geen sprake is van bedrijfseconomische operationele activiteiten in Nederland.
3. Het verzoek om zekerheid vooraf is buiten behandeling gesteld. Een inhoudelijke analyse van het verzoek is daarom achterwege gebleven.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen omdat het verzoek buiten behandeling is gesteld.