rul-20220315-apa-000005

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

X is gevestigd in Nederland en maakt onderdeel uit van een multinationale groep die actief is in de farmaceutische sector. Y is gevestigd buiten Europa en behoort ook tot de groep. Y heeft bepaalde immateriële activa (inclusief een aantal rechten en verplichtingen) verworven van een derde partij. Vanwege een reorganisatie draagt Y de immateriële activa (inclusief rechten en verplichtingen) over aan X. Deze interne overdracht vindt plaats kort na de verwerving van de activa door Y. X zal zich bezighouden met de verdere ontwikkeling van de aangekochte immateriële activa. Hiervoor zal X relevant personeel in dienst nemen. Dit personeel zal in staat zijn om de onderzoeksactiviteiten te monitoren, aansturen en coördineren. X wordt de eigenaar van nieuwe immateriële activa die zullen worden ontwikkeld. De gevraagde zekerheid vooraf ziet op de arm’s-lengthvergoeding voor de overdracht van de immateriële activa (inclusief een aantal rechten en verplichtingen) door Y aan X.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO- modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s-lengthbeginsel en worden daarom ingevolge het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 (verrekenprijsbesluit) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met partijen die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van een arm’s-lengthvergoeding. Als deze aanwezig is, geeft de CUP methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. In overeenstemming met paragraaf 6.147 van de OESO-richtlijnen is de prijs die Y aan de derde partij heeft betaald voor de verwerving van de immateriële activa (inclusief rechten en verplichtingen) als uitgangspunt genomen voor de bepaling van de arm’s- lengthvergoeding voor de gelieerde transactie.
3. De bij het verzoek gevoegde waarderingsstudie is beoordeeld en passend gevonden voor de bepaling van een arm’s-lengthvergoeding voor de overdracht van de immateriële activa van Y aan X.

Conclusie

Partijen zijn overeengekomen dat de waardering heeft geleid tot een arm’s-lengthvergoeding voor de overdracht van de immateriële activa (inclusief rechten en verplichtingen) van Y aan X. De waarde van de overgedragen immateriële activa is vastgesteld op [$1 miljoen – $10 miljoen]. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de Belastingdienst en X ook overeenstemming hebben bereikt over een aspect dat niet valt onder het bereik van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. Het betreft hier de overeenkomst dat X over de geactiveerde waarde van de overgenomen activa kan afschrijven gedurende de economische levensduur. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 31 december 2021 tot en met 30 december 2026.