rul-20220222-rulov-000004

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de toepassing van artikel 14b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Men wenst zekerheid over een voorgenomen grensoverschrijdende juridische fusie in 2021.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X houdt 100% van de aandelen in Y. Y is opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie. Y beschikt niet over een Vaste inrichting in Nederland voor de Wet Vpb. X en Y zijn vennootschapen die naast houdsteractiviteiten ook vastgoed exploiteren. X wenst de huidige groepsstructuur te rationaliseren door een grensoverschrijdende juridische fusie, waarbij X als verkrijgende vennootschap optreedt en Y als verdwijnende vennootschap. Verzocht wordt het fusietijdstip van de grensoverschrijdende juridische fusie met een beroep op artikel 14b Wet Vpb met terugwerkende kracht vast te stellen op 1 januari 2021. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek ziet op zekerheid vooraf ten aanzien van de toepassing van artikel 14b eerste lid van de Wet Vpb. Specifiek wenst men bevestiging dat het fusietijdstip gesteld kan worden op de aanvang van het boekjaar, te weten 1 januari 2021. Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

X en Y zijn erop geattendeerd dat de gevraagde zekerheid kwalificeert als vooroverleg binnen het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. De verzochte zekerheid valt niet binnen de beschikkingsruimte van artikel 14b, derde lid of 14b zevende lid, Wet Vpb. De Belastingdienst heeft gevraagd het verzoek aan te vullen in lijn met de vereisten van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter en heeft gelijktijdig haar twijfels geuit over de inhoudelijke haalbaarheid en daar nadere vragen over gesteld. Vervolgens heeft men besloten het verzoek om zekerheid vooraf in te trekken. Een beoordeling of voldaan werd aan de voorwaarden uit het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter heeft niet plaatsgevonden.

Conclusie

Als gevolg van de intrekking van het verzoek om zekerheid vooraf is het vooroverleg beëindigd.