rul-20220208-atr-000004

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf over de toepassing van de inhoudingsvrijstelling voor de Dividendbelasting. In verband met een herstructurering wenst men zekerheid voor het boekjaar 2021.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk in Nederland gevestigd. X is opgericht in het kader van een herstructurering en behoort tot een internationaal opererend concern, actief in de dienstverlenende sector, dat in het buitenland en in Nederland operationele activiteiten ontplooit. Y, een vennootschap opgericht naar het recht van en gevestigd in een staat binnen de Europese Unie waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten dat voorziet in een regeling voor dividenden, is de directe aandeelhouder van X. Een natuurlijk persoon houdt via een samenwerkingsverband alle aandelen in Y. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek om zekerheid vooraf ziet op de toepassing van de inhoudingsvrijstelling als bedoeld in artikel 4, tweede lid en verder van de Wet op de Dividendbelasting 1965 (Wet DB). Deze zekerheid vraagt men voor winstuitkeringen van X aan haar aandeelhouder Y. Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. In paragraaf 3, onderdeel b, sub i van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter is aangegeven dat geen vooroverleg wordt gevoerd ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter als het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties is.
2. Uit initieel overleg tussen partijen is onvoldoende naar voren gekomen dat in het voorliggende geval de structuur niet is opgezet met als beweegreden belastingbesparing als bedoeld in paragraaf 3, onderdeel b, sub i van het hiervoor genoemde Besluit. Verzoeker heeft na dit initiële overleg besloten de herstructurering op een andere wijze uit te voeren en het verzoek ingetrokken.
3. Een verdere inhoudelijke analyse is daardoor achterwege gebleven.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen, omdat het verzoek tot zekerheid vooraf is ingetrokken.