rul-20211228-apa-000005

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

X is het in Nederland gevestigde hoofdkantoor van de X-groep. De X-groep is een internationaal opererende groep in de productiesector. X is binnen de X-groep onder meer verantwoordelijk voor het strategisch management, productie, opslag van gereed product, distributie, productontwikkeling, marketing en de financiële administratie. X heeft diverse werknemers in loondienst die, binnen de Europese Unie (EU), verkoop- en verkoopondersteunende activiteiten verrichten. Deze werknemers zijn aan te merken als vaste inrichtingen van X in hun desbetreffende woonlanden en sluiten contracten op naam en voor risico van X. Onderdeel van de X-groep is de binnen de EU gevestigde dochtermaatschappij Y. Y heeft diverse werknemers in loondienst die, binnen een bepaalde regio, verkoop- en verkoopondersteunende activiteiten verrichten. Tevens onderdeel van de X-groep is de buiten de EU gevestigde dochtermaatschappij Z. Z heeft diverse werknemers in loondienst die, binnen een bepaalde regio, verkoop- en verkoopondersteunende activiteiten verrichten. Z, Y en de vaste inrichtingen van X verrichten routinematige verkoop- en verkoopondersteunende activiteiten ten behoeve van X. Bij de uitoefening van de activiteiten dragen Z, Y en de vaste inrichtingen van X beperkte operationele risico’s. Z en Y bezitten geen waardevolle (im)materiële activa. Er worden tevens geen waardevolle (im)materiële activa gealloceerd aan de vaste inrichtingen van X. Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de routinematige verkoop- en verkoopondersteunende activiteiten door Z, Y en de vaste inrichtingen van X.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO-commentaar op artikel 9 van het OESO- modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s-lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s- lengthbeginsel en worden daarom ingevolge het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 (verrekenprijsbesluit) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien. De winstallocatie aan vaste inrichtingen vindt plaats op grond van artikel 7 OESO-modelverdrag. In juli 2008 is het OESO-rapport ‘Report on the Attribution of Profits to Permanent Establishments’ (PE-Report) gepubliceerd, dat in 2010 is aangepast aan een eveneens in 2010 gepubliceerd nieuw artikel 7 OESO-modelverdrag. In dit rapport wordt beschreven hoe winsten aan vaste inrichtingen toegerekend dienen te worden onder toepassing van artikel 7 OESO- modelverdrag. In het besluit van 15 januari 2011, nr. IFZ2010/457M (besluit winstallocatie vaste inrichtingen), geeft de Staatssecretaris inzicht in zijn standpunten met betrekking tot de winstallocatie aan vaste inrichtingen en wordt bevestigd dat het Nederlandse beleid aansluit bij de conclusies van het PE-Report.

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling (en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen schrijven voor dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen. Binnen de gelieerde (fictieve) transacties zijn de functies van Z, Y en de vaste inrichtingen van X in vergelijking met die van X als uitvoerend te beschouwen. Z, Y en de vaste inrichtingen van X kunnen daarom ieder voor zich worden beschouwd als de minst complexe partij in de gelieerde transactie en zijn ieder voor zich derhalve aangemerkt als tested party.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de CUP-methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Voor de activiteiten die Z, Y en de vaste inrichtingen van X uitoefenen zijn echter geen CUPs aangetroffen. Andere traditionele methoden gaan uit van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method met in dit geval omzet als maatstaf) een betrouwbaardere uitkomst.
4. De bij het verzoek gevoegde benchmark studies zijn beoordeeld en passend bevonden bij de functies, activa en risico’s van Z, Y en de vaste inrichtingen van X.

Conclusie

Partijen hebben vastgesteld dat voor de activiteiten verricht door Z, Y en de vaste inrichtingen van X een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de omzet at arm’s-length is. Het gehanteerde percentage ten behoeve van Z, Y en de vaste inrichtingen van X valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde partijen waarvan de lower quartile 2,27% bedraagt en de upper quartile 5,02%. In de vaststellingsovereenkomst is een percentage nabij de mediaan gehanteerd. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025.