rul-20211221-apa-000015

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

X is een entiteit gevestigd in Nederland en maakt onderdeel uit van de Y-groep. De Y-groep is een internationaal concern actief in de industriële sector. X houdt zich bezig met bancaire activiteiten binnen het concern die bestaan uit financieringsactiviteiten, het beheren v an een cashpool en ondersteunende diensten. X heeft voldoende deskundige medewerkers in dienst om zijn activiteiten uit te voeren. X voert zijn activiteiten nagenoeg volledig zelfstandig uit. X verzoekt om zekerheid vooraf ten aanzien van een arm’s-lenghtbeloning die is gerelateerd aan de hoogte van de uitstaande vorderingen in relatie tot de financieringsactiviteiten, het beheren van de cashpool en een arm’s-lengthbeloning die is gerelateerd aan de kosten voor de ondersteunende diensten.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO- modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s-lengthbeginsel en worden daarom ingevolge het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 (verrekenprijsbesluit) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. De financiële stromen lopen over de boeken van X.
2. Ten aanzien van de financieringsactiviteiten verricht X de bij een interne bank behorende activiteiten en heeft de relevante functionaliteit om de risico’s die samenhangen met de financieringsactiviteiten te beheersen.
3. Ten aanzien van de cashpoolactiviteiten is geconstateerd dat de activiteiten van X te uitvoerend van aard zijn om de risico’s die samenhangen met de cashpoolactiviteiten te beheersen. Er is sprake van onvoldoende relevante economische nexus ten aanzien van deze activiteiten in relatie tot de voorgestelde beloningssystematiek.
4. Ten aanzien van de ondersteunende diensten heeft X de relevante functionaliteit om de risico’s die samenhangen met deze activiteiten te beheersen.
5. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
6. De OESO-richtlijnen schrijven voor dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van de tested party te worden meegewogen.
7. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de CUP-methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Voor de financieringsactiviteiten van X zijn CUP’s aangetroffen. Voor de ondersteunende activiteiten van X zijn geen CUP’s aangetroffen. Andere traditionele methodes gaan uit van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method) met in dit geval kosten als maatstaf ten aanzien van de ondersteunende diensten van X een betrouwbaardere uitkomst.
8. De bij het verzoek gevoegde benchmark studies met betrekking tot de financieringsactiviteiten en de ondersteunende diensten van X zijn beoordeeld en passend bevonden bij de functies, activa en risico’s van X.

Conclusie

Partijen hebben overeenstemming bereikt over de arm’s-lengthbeloning ten aanzien van de financieringsactiviteiten van X. De beloning is vastgesteld op een spread. De spread is uitgedrukt in basispunten en wordt berekend over de uitstaande geldvorderingen. De spread bestaat uit een handling fee en een risicopremie. Het aantal basispunten dat in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen past binnen de range van CUP’s. De interquartile range bevindt zich tussen de 7,3 basispunten en 10,1 basispunten. Partijen hebben voorts vastgesteld dat voor de ondersteunende diensten verricht door X een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de totale kosten at arm’s-length is. Het percentage dat in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 4,39% bedraagt en de upper quartile 16,85%. De mediaan is in de vaststellingsovereenkomst gehanteerd. Deze overeenstemming is uitgewerkt en geformaliseerd in een vaststellingsovereenkomst tussen de Belastingdienst en X. De vaststellingsovereenkomst heeft een looptijd van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de arm’s-lengthbeloning ten aanzien van de cashpoolactiviteiten van X aangezien er sprake is van onvoldoende relevante economische nexus ten aanzien van deze activiteiten in relatie tot de voorgestelde beloningssystematiek.