rul-20211130-atr-000003

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de aanwezigheid van een Vaste inrichting in Nederland en de toerekening van een aandelenpakket aan deze Vaste inrichting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2022 tot en met 2026. Zekerheid is al eerder gegeven voor de periode tot en met 2021.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land buiten de Europese Unie (EU), waarmee Nederland een verdrag of regeling heeft gesloten (Verdragsland A). X is een actieve vennootschap van een internationaal opererend concern, beursgenoteerd, met een hoofdkantoor buiten de EU en actief in de industriële sector. X is onderworpen aan winstbelasting in Verdragsland A. In Nederland worden bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door X en haar Nederlandse dochtervennootschappen. X is verantwoordelijk voor het overzien van de gehele wereldwijde organisatie alsmede de ontwikkeling, verbetering, behoud, bescherming en exploitatie van hun technologie. Hiervoor is in Nederland hooggekwalificeerd personeel aanwezig en ook bezit X een kantoorpand in Nederland. X neemt deel aan het maatschappelijk verkeer en krijgt een beloning voor haar werkzaamheden. De technologie is eigendom van de dochtervennootschappen van X. Een van deze vennootschappen is Y, welke op haar beurt verschillende Nederlandse deelnemingen houdt. De activiteiten worden uitgeoefend door [151 – 300] werknemers in Nederland.

Rechtskader

Het verzoek van X om zekerheid vooraf dat sprake is van een Vaste inrichting in Nederland ziet op de toepassing van artikel 3, vierde lid, onderdeel a in combinatie met artikel 17, derde lid, onderdeel a of artikel 17a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Hierin wordt verwezen naar de relevante bepalingen van het Belastingverdrag of regeling tussen Nederland en het betreffende land, in dit geval Verdragsland A. Tevens vraagt X om zekerheid vooraf dat de aandelen in Y toerekenbaar zijn aan deze vaste inrichting. Hiertoe is het Besluit winstallocatie vaste inrichtingen van 15 januari 2011, alsmede artikel 3.2 van het Verzamelbesluit Dividendbelasting van 22 juni van belang. Relevant is hierbij ook het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.

Overwegingen

1. De groep oefent, middels X en haar Nederlandse dochtermaatschappijen, in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus). Voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van X binnen het concern.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Op grond van artikel 3, vierde lid, onderdeel a van de Wet Vpb wordt voor de toepassing van de Wet Vpb voor de invulling van het begrip “vaste inrichting” of “vaste vertegenwoordiger” verstaan het begrip “vaste inrichting” zoals dat geldt voor de relevante bepalingen van het toepasselijke Belastingverdrag of getroffen regeling. Daarom wordt direct getoetst of er op basis van de relevante bepalingen van het toepasselijke Belastingverdrag of getroffen regeling geheven kan worden.
4. Op grond van de relevante bepalingen van het toepasselijke Belastingverdrag of getroffen regeling is sprake van een Vaste inrichting als X een vaste bedrijfsinrichting heeft waarin de activiteiten van de onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend. De activiteiten die X verricht in Nederland worden uitgevoerd vanuit een vaste bedrijfsinrichting. Als deze activiteiten echter uitsluitend van ondersteunende aard zijn, zal geen sprake zijn van een Vaste inrichting. Hiervan is in dit geval geen sprake. Ingeval van X worden de werkzaamheden verricht vanuit een kantoorpand waar meerdere werknemers werkzaam zijn. De activiteiten van X leiden in Nederland tot een Vaste inrichting zoals bedoeld in het toepasselijke Belastingverdrag of getroffen regeling.
5. Bij de toerekening van aandelen aan een Vaste inrichting moet het Besluit winstallocatie vaste inrichtingen als uitgangspunt worden genomen. Voor de allocatie van activa, passiva en risico’s dient volgens het Besluit winstallocatie vaste inrichtingen in zijn algemeenheid op basis van functie-analyse te worden aangesloten bij de plaats waar de zogenaamde ‘significant people functions’ worden uitgeoefend.
6. Het toepassen van het Besluit winstallocatie vaste inrichtingen voor de toerekening van aandelen aan een Vaste inrichting in Nederland vergt een beoordeling van geval tot geval. Bij die beoordeling is van belang de verdeling van de zelfstandige handelings- en beslissingsbevoegdheden tussen (personeel van) hoofdhuis en Vaste inrichting. Daarnaast is van belang wie de ‘significant people functions’ verricht met betrekking tot het economische belang bij die aandelen. In ieder geval houdt dit in dat de vaste inrichting zelfstandig verantwoordelijk is en beslist – binnen het kader van normale concernbemoeienis – ten aanzien van alle werkzaamheden die samenhangen met of voortvloeien uit het verwerven, houden, beheren en vervreemden van de aandelen in de vennootschap en het uitoefenen van de daarmee samenhangende bevoegdheden.
7. Dit betekent dat in ieder geval moet zijn voldaan aan de volgende voorwaarden: –De buitenlandse rechtspersoon moet in Nederland een onderneming drijven middels een Vaste inrichting; –De activiteiten van de Vaste inrichting worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel en –Er is een directe link tussen de activiteiten van de Vaste inrichting en de activiteiten van de vennootschap waarvan de aandelen aan de Vaste inrichting zouden moeten worden toegerekend.
8. In het geval van X is er sprake van een Vaste inrichting in Nederland waar werknemers met hoogwaardig gekwalificeerde functies werkzaam zijn. De Vaste inrichting neemt deel aan het maatschappelijk verkeer en ontvangt een beloning voor haar werkzaamheden. Daarbij is er een duidelijke link tussen de activiteiten van de Vaste inrichting en de activiteiten van Y en haar deelnemingen. De Vaste inrichting verricht de relevante functies ten aanzien van het verwerven, houden, beheren en vervreemden van de aandelen in de deelnemingen en het uitoefenen van de daarmee samenhangende bevoegdheden.
9. De aandelen in Y zijn toerekenbaar aan de Nederlandse Vaste inrichting van X.

Conclusie

Gelet op artikel 3, vierde lid van de Wet Vpb in combinatie met het verdrag of getroffen regeling tussen Nederland en Verdragsland A oefent X haar onderneming uit met behulp van een vaste inrichting in Nederland voor de toepassing van de Wet Vpb. De aandelen in Y zijn toerekenbaar aan deze Vaste inrichting. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2026.