rul-20211109-atr-000006

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de inhoudingsvrijstelling voor de Dividendbelasting en de buitenlandse belastingplicht voor de Vennootschapsbelasting voor de boekjaren 2019 tot en met 2023.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van een staat binnen de Europese Unie (EU) en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een internationaal opererend concern, actief in de dienstverlenende sector. X verricht geen operationele activiteiten in Nederland. Y, een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een staat buiten de EU (Verdragsland A), houdt 100% van de aandelen in X. Z, een vennootschap opgericht naar het recht van en gevestigd in Verdragsland A, is de tophoudster van dit concern en de directe aandeelhouder van Y.

Rechtskader

X verzoekt om zekerheid vooraf over de toepassing van de inhoudingsvrijstelling als bedoeld in artikel 4, tweede lid en verder van de Wet op de Dividendbelasting 1965 (Wet DB). Deze zekerheid vraagt men voor winstuitkeringen van X aan haar aandeelhouder Y. Verder ziet het verzoek op het verkrijgen van zekerheid vooraf dat Y niet onderworpen is aan Nederlandse Vennootschapsbelasting als buitenlands belastingplichtige als bedoeld in artikel 17, derde lid, onderdeel b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. In paragraaf 3, onderdeel a, van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter is aangegeven dat het vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter slechts wordt aangegaan als het verzoekende lichaam deel uitmaakt van een concern dat in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uitoefent (de zogenoemde economische nexus) en er bovendien voor rekening en risico van de verzoekende belanghebbende bedrijfseconomische operationele activiteiten worden uitgeoefend, waarvoor op concernniveau voldoende relevant personeel in Nederland aanwezig is.
2. Uit het verzoek van X blijkt niet in hoeverre voor rekening en risico van X bedrijfseconomische operationele activiteiten in Nederland worden uitgevoerd, waarvoor op concernniveau voldoende relevant personeel in Nederland aanwezig is. X treedt uitsluitend op als Houdstervennootschap met (te) weinig reële houdsterfuncties in Nederland, zeker rekening houdend met de grootte van het concern.
3. Derhalve wordt niet aan de voorwaarden uit het hiervoor genoemde besluit voldaan en kan geen vooroverleg worden gevoerd. X heeft daarop besloten om het verzoek tot zekerheid vooraf in te trekken. Een inhoudelijke analyse van het verzoek is derhalve achterwege gebleven aangezien niet aan de voorwaarden voor het aangaan van vooroverleg is voldaan.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen, omdat het verzoek is ingetrokken.