Aanleiding
Er is verzocht om zekerheid vooraf over de deelnemingsvrijstelling voor de Vennootschapsbelasting. In verband met een rationalisatie van de structuur wenst men zekerheid voor het boekjaar 2019.
Feiten
X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationaal opererend beursgenoteerd concern, actief in de dienstverlenende sector. X heeft belangen in een viertal deelnemingen, waaronder Y. Y is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een staat die voorkomt in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden. Y is in 2019 ontbonden en vereffend. Voorafgaande aan de liquidatie van Y heeft X een (verkapte) dividenduitkering ontvangen van Y. Het verzoek is ingetrokken.
Rechtskader
Het verzoek om zekerheid vooraf ziet op de toepassing van de deelnemingsvrijstelling ter zake van het belang van X in de door haar gehouden buitenlandse deelneming Y. Bij toepassing van de deelnemingsvrijstelling dient er voldaan te zijn aan de eisen van artikel 13, tweede lid van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Er mag tevens geen sprake zijn van een als belegging gehouden deelneming als bedoeld in artikel 13, negende lid van de Wet Vpb, tenzij sprake is van een kwalificerende beleggingsdeelneming als bedoeld in artikel 13, elfde lid van de Wet Vpb. De deelnemingsvrijstelling moet op het niveau van de directe deelneming worden getoetst. Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).
Overwegingen
1. Het verzoek om zekerheid vooraf is ingetrokken voordat de beoordeling of werd voldaan aan de voorwaarden uit het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter was afgerond.
2. Een inhoudelijke analyse van het verzoek is daardoor achterwege gebleven.
3. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat op grond van paragraaf 3, onderdeel b, onder ii, van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter geen vooroverleg wordt gevoerd ter verkrijging van zekerheid vooraf indien de gevraagde zekerheid betrekking heeft op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
4. In het voorliggend geval is Y gevestigd in een land dat is opgenomen in de hiervoor vermelde Regeling. Dit betekent dat ten aanzien van directe transacties met Y evenmin zekerheid vooraf had kunnen worden gegeven.
Conclusie
Het verzoek om zekerheid vooraf is ingetrokken. Derhalve is er geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat de genoemde transactie zal worden beoordeeld in het kader van de reguliere behandeling van de aangifte Vpb.