rul-20211102-apa-000004

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

X is een entiteit gevestigd in Nederland. Y is een dochteronderneming van X en is gevestigd in land C (buiten Europa) en is de juridisch eigenaar van bepaalde immateriële activa. Y oefent geen relevante functies uit met betrekking tot de immateriële activa. Y is voornemens om de immateriële activa over te dragen aan X. Het is onduidelijk of deze overdracht zal leiden tot de heffing van Vennootschapsbelasting in land C. De gevraagde zekerheid vooraf heeft betrekking op de arm’s-length waarde voor de overdracht van de immateriële activa door Y aan X.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO- modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s-lengthbeginsel en worden daarom ingevolge het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 (verrekenprijsbesluit) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

1. In paragraaf 3 van het Besluit van 19 juni 2019, nr. 2019/13003 is onder b.(i) aangegeven dat geen vooroverleg wordt gevoerd ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter als het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting de enige dan wel doorslaggevende beweegredenen voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties is.
2. Y bezit geen relevante functionaliteit ten aanzien van de immateriële activa die worden overgedragen. Voorts is het onduidelijk of deze overdracht zal leiden tot de heffing van Vennootschapsbelasting in land C. Derhalve wordt een belastingbesparingsmotief verondersteld en kan geen vooroverleg worden gevoerd. Een inhoudelijke analyse van het verzoek is achterwege gebleven aangezien niet aan de voorwaarden voor het voeren van vooroverleg is voldaan.

Conclusie

Gelet op de overwegingen zal geen zekerheid vooraf worden gegeven. De Belastingdienst heeft het verzoek om zekerheid vooraf afgewezen.