Aanleiding
Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de toepassing van de liquidatieverliesregeling voor de Vennootschapsbelasting. Men wenst zekerheid voor het boekjaar 2019.
Feiten
X is een fiscale eenheid voor de Vennootschapsbelasting. X bestaat uit drie vennootschappen opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X is actief in de handelssector. X houdt onder andere een belang in Y, een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een staat binnen de Europese Unie. Y is in 2017 ontbonden en vereffend. Bij de liquidatie van Y in 2017 is een liquidatieverlies naar voren gekomen. Het verzoek is ingetrokken.
Rechtskader
X verzoekt om zekerheid vooraf over de toepassing van de liquidatieverliesregeling als bedoeld in artikel 13d van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Relevant is hierbij het Besluit van 13 februari 2019, nr. 2019-0000012049 (besluit deelnemingsvrijstelling) en het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).
Overwegingen
Op basis van artikel 2b, van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen in combinatie met bovengenoemd besluit is sprake van een voorafgaande grensoverschrijdende Ruling indien de Ruling tot stand komt voordat de belastingaangifte is ingediend (over het tijdvak waarin de betreffende transactie heeft plaatsgevonden). Alvorens kon worden toegekomen aan de beoordeling of werd voldaan aan de voorwaarden uit het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, is de aangifte Vpb ingediend. In deze aangifte is de transactie verwerkt waarop het verzoek voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ziet. Gelet op de indiening van de aangifte Vpb is er vanaf het moment van indienen van de aangifte Vpb niet langer sprake van het verkrijgen van zekerheid vooraf. Het verzoek om zekerheid vooraf is vervolgens ingetrokken. Een inhoudelijke analyse van het verzoek is daarom achterwege gebleven.
Conclusie
Het verzoek om zekerheid vooraf is ingetrokken. Derhalve is er geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat de genoemde transactie zal worden beoordeeld in het kader van de reguliere behandeling van de aangifte Vpb.