rul-20211012-apa-000005

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

X is een in Nederland gevestigde entiteit actief op het gebied van de ontwikkeling, productie en verkoop van bepaalde producten. X is verantwoordelijk voor de belangrijkste functies zoals het doen van onderzoek naar nieuwere en betere producten en de levering daarvan aan klanten. Dit behelst tevens de aansturing en monitoring van de leveringsplanning om aan leveringsverwachtingen van klanten te kunnen voldoen. Voorts worden verkoopactiviteiten centraal vanuit X aangestuurd. X is eigenaar van belangrijke immateriële activa en beheerst de belangrijkste ondernemersrisico’s. X drijft haar onderneming met behulp van lokale verkoopkantoren die zijn gevestigd in Europa en deels buiten Europa. Zij oefenen lokale verkoop, marketing en productie gerelateerde functies uit onder nauwe aansturing van X. Voorts maken de verkoopkantoren gebruik van de immateriële activa van X bij de uitoefening van de verkoopactiviteiten. De verkoopkantoren dragen beperkte risico’s.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO- modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s-lengthbeginsel en worden daarom ingevolge het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 (verrekenprijsbesluit) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met partijen die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen schrijven voor dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen. Het functioneel- en risicoprofiel van de verkoopkantoren zijn in vergelijking met het functioneel- en risicoprofiel van X als ondersteunend te beschouwen. De verkoopkantoren kunnen daarom worden beschouwd als de minst complexe partijen in de gelieerde transacties en zijn aangemerkt als tested parties.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Voor de activiteiten van de verkoopkantoren is echter geen CUP aangetroffen.
4. Een andere traditionele methode is de resale price methode die uitgaat van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van de vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method met in dit geval omzet als maatstaf) een betrouwbaardere uitkomst voor de bepaling van de beloning voor de verkoopkantoren.
5. De bij het verzoek gevoegde benchmark studie is beoordeeld en passend bevonden bij de functies, activa en risico’s van de verkoopkantoren.

Conclusie

Partijen hebben vastgesteld dat voor de verkoopkantoren een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de omzet at arm’s-length is. Het percentage dat in de overeenkomst is opgenomen valt binnen een range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 1,41% bedraagt en de upper quartile 3,25%. Op basis van de specifieke feiten en omstandigheden is een percentage onder de mediaan gehanteerd in de overeenkomst (met een toegestane jaarlijkse afwijking van het werkelijke resultaat van maximaal 10% ten opzichte van het gebudgetteerde resultaat). Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 juli 2021 tot en met 30 juni 2026.