rul-20210921-atr-000007

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de toepassing van de liquidatieverliesregeling voor de Vennootschapsbelasting.

Feiten

X is een fiscale eenheid voor de Vennootschapsbelasting. X bestaat uit drie vennootschappen opgericht naar het recht van en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een internationaal concern, actief in de dienstverlenende sector. In Nederland worden door X bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door [26-75] werknemers. Dit internationaal opererend concern heeft een hoofdkantoor in een staat buiten de Europese Unie (EU). X heeft diverse dochtervennootschappen. Twee van de dochtervennootschappen, Y en Z, zijn vennootschappen opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een staat buiten de EU. In deze vennootschappen worden al tientallen jaren geen activiteiten meer uitgevoerd. Bij de liquidatie van Y in 2019 is een liquidatieverlies naar voren gekomen. De liquidatie van Z zal in een later jaar worden afgerond. Er zal geen verdere informatie worden verstrekt ter zake van de toekomstige liquidatie van Z. De aangifte Vennootschapsbelasting 2019 (aangifte Vpb) is ingediend tijdens de behandeling van het verzoek. Het verzoek is buiten behandeling gesteld.

Rechtskader

X verzoekt om zekerheid vooraf over de toepassing van de liquidatieverliesregeling als bedoeld in artikel 13d van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Relevant is hierbij het Besluit van 13 februari 2019, nr. 2019-0000012049 (besluit deelnemingsvrijstelling) en het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

Op grond van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter in combinatie met artikel 2b van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen is sprake van een voorafgaande grensoverschrijdende Ruling indien de Ruling tot stand komt vóórdat de belastingaangifte is ingediend (over het tijdvak waarin de betreffende transactie heeft plaatsgevonden). Tijdens de behandeling van het desbetreffende verzoek is de aangifte Vpb ingediend. In deze aangifte is de transactie verwerkt waarop het verzoek voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ziet. Gelet op de indiening van de aangifte Vpb is er vanaf het moment van indienen van de aangifte Vpb niet langer sprake van het verkrijgen van zekerheid vooraf. Daarom is een verdere inhoudelijke analyse van het verzoek achterwege gebleven.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen, omdat geen sprake (meer) is van een Ruling met een internationaal karakter als bedoeld in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. Het verzoek tot vooroverleg is buiten behandeling gesteld. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat de genoemde transactie zal worden beoordeeld in het kader van de reguliere behandeling van de aangifte Vpb.