rul-20210810-apa-000001

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te verkrijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

X is een in Nederland gevestigde entiteit en is de principaal van de internationaal opererende Y- groep. De Y-groep is actief in de informatietechnologie sector. A, B, en C maken ook deel uit van de Y-groep. A is gevestigd binnen de Europese Unie en B alsmede C zijn gevestigd buiten de Europese Unie. De immateriële activa van de groep zijn ontwikkeld door en in eigendom van X. X bepaalt de verkoop- en marketingstrategie alsmede de prijzen. De activiteiten van A, B en C ten behoeve van X zijn ondersteunend van aard. Bij de uitoefening van de activiteiten dragen A, B en C beperkte operationele risico’s en bezitten geen waardevolle (im)materiële activa.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO-commentaar op artikel 9 van het OESO- modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s-lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s- lengthbeginsel en worden daarom ingevolge het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 (verrekenprijsbesluit) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van X binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts) handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen schrijven voor dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen. Binnen de gelieerde transactie zijn de functies van A, B en C als routinematig te beschouwen. A, B en C kunnen daarom worden beschouwd als de minst complexe partijen in de gelieerde transacties en zijn aangemerkt als de tested parties.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s length resultaten. Als deze aanwezig is, geeft de CUP-methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Voor de activiteiten van A, B en C is echter geen CUP aangetroffen. Andere traditionele methodes zijn de (bruto) resale minus methode of de (bruto) cost plus methode die uitgaat van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van de vergelijkbare partijen is die onbekend. Voor de ondersteunende dienstverlening geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marge (Transaction Net Margin Method met in dit geval de operationele kosten als maatstaf) daardoor een betrouwbaardere uitkomst.
4. X heeft ondersteuning gevraagd bij de aanlevering van vergelijkbare cijfers van onafhankelijke marktpartijen. X kwalificeert als kleine onderneming in de zin van artikel 2:396 Burgerlijk Wetboek en komt in aanmerking voor de gevraagde ondersteuning in overeenstemming met paragraaf 6 van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter.

Conclusie

Partijen hebben vastgesteld dat voor de ondersteunende activiteiten door A, B en C een transactional net margin method uitgedrukt in een percentage van de operationele kosten at arm’s-length is. Het percentage dat in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen, valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 4% bedraagt en de upper quartile 16,3%. In de vaststellingsovereenkomst is een percentage nabij de mediaan gehanteerd. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2024.