Aanleiding
Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de toepassing van de Hybridemismatchmaatregelen. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2020 tot en met 2024.
Feiten
X is een besloten vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een internationaal opererend concern actief in de dienstverlenende sector. In Nederland worden bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door [<10] werknemers. X is een financieringslichaam en is actief betrokk en bij de financieringsactiviteiten van het concern. Hiervoor is voldoende personeel aanwezig in Nederland. Z, de tophoudster van het concern, is een beursgenoteerde investeringsmaatschappij in vastgoed en houdt indirect 100% van de aandelen in X, Y en verschillende vastgoedentiteiten. Y en Z zijn beiden opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in staat D, een staat buiten de Europese Unie (EU). De vastgoedentiteiten (hierna: Q) zijn gevestigd binnen en buiten de EU. Alle betrokken entiteiten worden voor Nederlandse fiscale doeleinden als niet-transparante lichamen aangemerkt. Voor fiscale doeleinden van staat D worden X, Y en Q – als gevolg van het consolidatieregime van staat D – als transparante lichamen aangemerkt. Z wordt in staat D als niet-transparant aangemerkt. Y heeft leningen verstrekt aan X en verkrijgt rentebetalingen van X. X heeft leningen verstrekt aan Q en verkrijgt rentebetalingen van Q. Daarnaast maakt X operationele kosten in het kader van haar bedrijfsvoering. Het verzoek is ingetrokken.
Rechtskader
Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf dat er geen sprake is van een aftrekbeperking op grond van artikel 12aa, eerste lid van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) ter zake van de rentebetalingen van X aan Y en de operationele kosten die zij maakt. Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).
Overwegingen
1. Op basis van de aangeleverde feiten lijkt het verzoek op voorhand aan de voorwaarden voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zoals genoemd in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter te voldoen. Om die reden is het verzoek in eerste instantie in behandeling genomen. Omdat het verzoek is ingetrokken, is dit niet verder feitelijk beoordeeld.
2. Tijdens de behandeling van het vooroverleg is duidelijk geworden dat de Belastingdienst van mening is dat artikel 12aa, eerste lid onderdelen e en g, van de Wet Vpb van toepassing is. Aan X is medegedeeld dat niet bevestigd kan worden dat artikel 12aa, eerste lid van de Wet Vpb niet van toepassing is. Daaropvolgend heeft X haar verzoek tot het verkrijgen van zekerheid vooraf ingetrokken.
Conclusie
Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen, omdat het verzoek is ingetrokken.