rul-20210727-apa-000002

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

X is een in Nederland gevestigde entiteit en maakt onderdeel uit van de Z-groep. De Z-groep is actief in de financiële sector. X bepaalt het algemene strategische raamwerk van de Z-groep en houdt zich met name bezig met concerndienstverlening. X verleent concerndiensten ten behoeve van de lokale vestigingen in Nederland en in het buitenland. De lokale vestigingen binnen de Z-groep hebben een bepaalde mate van autonomie om zelfstandig te opereren en de risico’s te dragen die samenhangen met de bedrijfsactiviteiten. De concerndiensten van X kunnen worden onderverdeeld in de volgende drie hoofd categorieën: –Stafdiensten; –Groepsdiensten; en –IT projecten. Bovengenoemde concerndiensten omvatten een breed scala aan verschillende werkzaamheden. Bij het verlenen van bovenstaande concerndiensten door X zijn diverse teams en personeelsleden van X betrokken. X draagt nauwelijks risico’s ten aanzien van de concerndiensten en gebruikt geen immateriële activa bij het verlenen van deze diensten. Het verzoek is door X ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd door artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s-lengthbeginsel en worden daarom in het verrekenprijsbesluit van 11 mei 2018 (2018-6865) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

Tijdens de behandeling van het verzoek is duidelijk geworden dat X de kosten van de concerndienstverlening niet doorbelast. Tevens wenst X deze situatie naar de toekomst te continueren. De niet doorbelaste kosten worden in Nederland als niet-aftrekbare kosten aangemerkt en leiden tot dubbele belasting. De Belastingdienst heeft aangegev en dat het niet doorbelasten van de kosten onzakelijk is en dat hier derhalve geen zekerheid over kan worden verstrekt. Het verzoek om zekerheid vooraf is vervolgens ingetrokken.

Conclusie

Er is geen zekerheid vooraf verstrekt.