rul-20210706-rulov-000012

Aanleiding

X heeft verzocht om zekerheid vooraf over de vraag of een betaling aan haar leden wordt aangemerkt als een teruggaaf van inleggelden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel i van de Wet op de Dividendbelasting 1965 (“Wet DB”).

Feiten

X is een Coöperatie opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een Nederlands concern dat actief is in de dienstverlenende sector. Het concern beschikt over kundig en ervaren personeel dat zich onder andere bezighoudt met de aansturing van de investeringen van X. X heeft in het verleden een aantal uitkeringen aan haar leden gedaan die aangemerkt zijn als opbrengst voor de Wet DB (vergoeding voor kapitaalverstrekking aan een houdstercoöperatie). De leden van X hebben ledenkapitaal gestort in X. X houdt op grond van haar statuten voor elk van haar leden een afzonderlijke ledenrekening bij, waarop onder andere de bedragen worden geadministreerd die door een lid worden gestort of aan een lid worden uitgekeerd. X verwacht een opbrengst te ontvangen uit een deelneming en zal de gehele opbrengst die zij ontvangt aan haar leden doorbetalen. De terugbetaling is lager dan het door de leden in X gestorte bedrag.

Rechtskader

X heeft verzocht om zekerheid vooraf dat de betaling van voornoemde opbrengst aan haar leden wordt aangemerkt als een (gedeeltelijke) teruggaaf van inleggelden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel i van de Wet DB en zodoende geen opbrengst vormen voor de Wet DB. Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Voorts is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. De groep oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van X binnen het concern.
2. Het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting is niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties.
3. De gevraagde zekerheid vooraf heeft geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
4. Tot de opbrengst voor de Wet DB behoort in het geval van een houdstercoöperatie de renten op inleggelden en, in het algemeen, alle vergoedingen voor kapitaal verstrekkingen met uitzondering van gehele gedeeltelijke teruggaaf van inleggelden.
5. X heeft aannemelijk gemaakt dat de voorgenomen betaling aan haar leden een terugbetaling van inleggelden betreft die gestort zijn door haar leden.

Conclusie

De voorgenomen betaling door X aan haar leden wordt aangemerkt als een teruggaaf van inleggelden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel i van de Wet DB. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst voor de periode van 1 juni 2021 tot en met 31 december 2025.