rul-20210706-apa-000014

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

De Z-groep is een multinationale groep waarvan het wereldwijde hoofdkantoor is gevestigd buiten Europa. De Z-groep is actief in de dienstverlenende sector. De Z-groep heeft ook operationele activiteiten in Nederland. X is een in Nederland gevestigde entiteit van de Z-groep. X verricht financiële dienstverlenende activiteiten. X loopt met betrekking tot die activiteiten geen reëel risico. De rentebetalingen lopen zowel fiscaal (door toepassing van artikel 8c van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb)) als commercieel niet door de winst- en verliesrekening van X. Er wordt geen beroep gedaan op een Belastingverdrag.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd door artikel 8b Wet Vpb en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO-commentaar op artikel 9 van het OESO- modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO- richtlijnen) wordt het arm’s-lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO- richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s- lengthbeginsel en worden daarom in het verrekenprijsbesluit van 11 mei 2018 (2018-6865) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus). Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling (en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in Staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende Staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen schrijven voor dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van de tested party te worden meegewogen. Binnen de transactie zijn de functies van X als uitvoerend te duiden. X kan daarom worden beschouwd als de minst complexe partij in de transactie en is aangemerkt als tested party.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de CUP-methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Voor de activiteiten die X uitoefent ten behoeve van Y is echter geen CUP aangetroffen. Andere traditionele methoden gaan uit van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method) met kosten als maatstaf een betrouwbaardere uitkomst.
4. X heeft een benchmark studie uitgevoerd ten behoeve van de dienstverlenende financiële activiteiten. Deze benchmark studie is beoordeeld en de Belastingdienst heeft een aanvullende analyse uitgevoerd. Met behulp van de aanvullende analyse is bepaald welk punt binnen de door X geïdentificeerde arm’s length range passend is voor de financiële dienstverlenende activiteiten van X.

Conclusie

Partijen hebben vastgesteld dat voor de financiële dienstverlenende activiteiten van X een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de kosten at arm’s length is. Het percentage dat in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen ten behoeve van deze activiteiten verricht door X valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 3,10% bedraagt en de upper quartile 13,91%. In de vaststellingsovereenkomst is de mediaan gehanteerd. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025.