rul-20210629-atr-000008

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend om zekerheid vooraf ten aanzien van de toepassing van de deelnemingsvrijstelling voor de Vennootschapsbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2020 tot en met 2024.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een internationaal beursgenoteerd concern, actief in de industriële sector. X treedt op als een Houdstervennootschap. In Nederland worden door de Nederlandse groepsvennootschappen bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door [26 – 75] werknemers (X-groep). X houdt meer dan 5% van het belang in Y en Z, twee vennootschappen opgericht naar het recht van en gevestigd in een land dat is opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden. Het verzoek is afgewezen.

Rechtskader

Het verzoek van X om zekerheid vooraf dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is, ziet op artikel 13 van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Er dient voldaan te zijn aan de eisen van artikel 13, tweede lid van de Wet Vpb en er mag geen sprake zijn van als belegging gehouden deelnemingen als bedoeld in artikel 13, negende lid van de Wet Vpb, tenzij sprake is van een kwalificerende beleggingsdeelneming als bedoeld in artikel 13, elfde lid van de Wet Vpb. De deelnemingsvrijstelling moet op het niveau van de directe deelnemingen worden getoetst. Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. De X-groep oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus). Voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van X binnen het concern.
2. Op grond van paragraaf 3, onderdeel b, onder ii, van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter wordt geen vooroverleg gevoerd ter verkrijging van zekerheid vooraf indien de gevraagde zekerheid betrekking heeft op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. In het voorliggend geval zijn Y en Z gevestigd in een land dat is opgenomen in de hiervoor vermelde Regeling. Dit betekent dat ten aanzien van directe transacties met Y en Z geen zekerheid vooraf kan worden gegeven.

Conclusie

Er is geen zekerheid vooraf gegeven omdat het verzoek is afgewezen.